2
VEILIGHEIDSRICHTLIJN
Neemt u vooral de volgende veiligheids-
aanwijzingen en voorschriften in acht.
Gevaar! Gaslucht! Vergiftiging en
explosiegevaar!
Bij gaslucht handel dan als volgt:
- geen licht aan- of uitschakelen;
- geen elektrische schakelaars bedienen;
- geen telefoon in de directe omgeving gebruiken;
- geen open vuur gebruiken;
- niet roken;
- gaskraan van het toestel of hoofd-gaskraan sluiten;
- ramen en deuren openen;
- personen in het gebouw waarschuwen;
- gebouw verlaten;
- installateur of gasbedrijf waarschuwen.
2.1
Montage en installatie
De installatie van het toestel dient te gebeuren door
een erkend installateur. Hierbij moeten de volgende
voorschriften en richtlijnen in acht worden genomen:
- bouwbesluit;
- veiligheidsbepalingen voor laagspanningsinstallatie
NEN 1010;
- voorschriften voor het aansluiten op binnen-rioleringen
in woningen en woongebouwen NEN 3287;
- voorschriften voor ventilatie van woningen en
woongebouwen NEN 1087/NEN 1088;
- eisen voor industriële gasinstallatie NEN 2078;
- eisen voor verbrandingsinstallaties NEN 3028;
- afvoer van rook van gebouwgebonden
verbrandingsinstallaties met een belasting groter dan
130 kW (bw) NEN 2757;
- eventueel voorschriften van lokale gemeente en
nutsbedrijven;
- dit installatievoorschrift.
Let op! Geen aanpassingen aan het toestel
uitvoeren!
Het is niet toegestaan om aanpassingen uit te voeren aan:
- het toestel;
- toevoer van gas, verbrandingslucht en water;
- afvoer van rook en condenswater;
- elektrische voorzieningen.
Voor veranderingen aan het systeem of omgeving zoals
o.a. deuren en ventilatieroosters dient u contact op te
nemen met uw installateur. Reparatie en onderhoud dient
uitgevoerd te worden door een erkende installateur.
2.2
Hoe te handelen bij storingen
Gevaar! Spanningvoerende delen en
aansluitingen. Schakelt u het toestel uit door
de hoofdschakelaar van het toestel uit te
zetten, voordat u aan het toestel gaat werken!
Als tijdens het bedrijf storingen optreden, handel dan
volgens hoofdstuk 5. Indien een storing zich herhaalt of
niet herstelt neem dan contact op met uw installateur.
Let op! Controleer regelmatig de systeem
vuldruk, deze dient tussen de 1,5 en 2,0 bar
te zijn.
4
2.3
Vorstbeveiliging
Verzeker u ervan dat tijdens een vorstperiode, bij afwezig-
heid, de verwarmingsinstallatie in bedrijf is en de
opstellingruimte vorstvrij blijft.
Let op! De vorstbeveiliging en overige
veiligheden zijn alleen in bedrijf, als de
netspanning aanwezig is en de schakelaar op
het toestel is ingedrukt en groen brand.
Het toestel is uitgerust met een vorstbeveiliging. Indien de
cv-aanvoertemperatuur bij een ingeschakeld toestel daalt
tot beneden de 10 °C, zal het toestel de brander starten en
de cv-aanvoertemperatuur opwarmen tot ca. 20 °C.
Als de elektriciteit en gasvoorziening voor een lange
periode uitgeschakeld blijven tijdens een vorstperiode,
wordt aanbevolen om het hele systeem inclusief de ketel,
leeg te laten om bevriezing ervan te voorkomen.
Opmerking! Het is niet toegestaan om zonder
schriftelijke goedkeuring van AWB, vorst-
verlagende of andere middelen toe te voegen
aan het cv-water.