toegangspunt tegelijkertijd verbinding hebben, maar
verschillende toepassingen kunnen hetzelfde
internettoegangspunt gebruiken.
Als het offline profiel is ingesteld voor het apparaat, kunt nog
steeds een WLAN gebruiken (indien beschikbaar). Zorg ervoor
dat u voldoet aan de veiligheidseisen wanneer u een WLAN-
verbinding tot stand brengt en gebruikt.
Tip: Als u het unieke MAC-adres (Media Access Control)
voor het apparaat wilt controleren, opent u de
kiesfunctie en typt u *#62209526# .
WLAN-wizard
Selecteer
Menu
Instellingen
>
Wireless
LAN.
De WLAN-wizard helpt u verbinding maken met een
draadloos LAN (WLAN) en uw WLAN-verbindingen beheren.
Als WLAN's worden gedetecteerd, en u wilt een
internettoegangspunt (IAP) creëren voor een verbinding en
de webbrowser starten met dit IAP, selecteert u de
verbinding en
Browsen
Als u een beveiligd WLAN selecteert, wordt u verzocht het
betreffende wachtwoord in te voeren. Als u verbinding maakt
met een verborgen netwerk, moet u de juiste netwerknaam
(service set identifier, SSID) invoeren.
Als de webbrowser reeds werkt met de huidige actieve
WLAN-verbinding, en u wilt terugkeren naar de webbrowser,
selecteert u
Doorgaan met
verbinding wilt beëindigen, selecteert u de verbinding en
WLAN-verb.
verbreken.
© 2011 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
en
Connectiviteit
starten.
browsen. Als u de actieve
WLAN-internettoegangspunten
Selecteer
Menu
Wireless
LAN.
Hiermee filtert u WLAN's in de lijst met gevonden
netwerken uit. — Selecteer
filteren. De volgende keer dat de WLAN-wizard WLAN's
zoekt, worden de geselecteerde netwerken niet
weergegeven.
Details van een netwerk weergeven — Selecteer
Details. Als u een actieve verbinding selecteert, worden de
verbindingsgegevens weergegeven.
Bedieningsmodi
>
Een WLAN heeft twee bedieningsmodi: infrastructuur en
adhoc.
In de infrastructuurmodus zijn twee soorten communicatie
mogelijk: draadloze apparaten zijn met elkaar verbonden via
een WLAN-toegangspunt of draadloze apparaten zijn op een
LAN aangesloten via een WLAN-toegangspunt.
In de ad-hocmodus kunnen apparaten onderling rechtstreeks
gegevens verzenden en ontvangen.
WLAN-instellingen
In de instellingen voor het draadloos LAN (WLAN) kunt u
opgeven of het WLAN-symbool wordt weergegeven wanneer
een netwerk beschikbaar is en hoe dikwijls het netwerk
wordt gescand. U kunt ook opgeven of en hoe de
internetconnectiviteitstest wordt uitgevoerd, en
geavanceerde WLAN-instellingen weergeven.
Instellingen
en
Connectiviteit
>
Opties
WLAN-netwrkn
>
Connectiviteit
>
Opties
>
79