Het apparaat installeren en configureren > Netwerkinstellingen
2
Configureer de instellingen.
Bij gebruik van DHCP server
[DHCP]: [Aan]
Bij het instellen van het statische IP-adres
[DHCP]: [Uit]
[IP-adres]: Voer het adres in.
[Subnetmasker]: Geef het subnetmasker op in decimale weergave (0 tot 255).
[Default Gateway]: Voer het adres in.
[Auto-IP]: [Uit]
OPMERKING
Bij gebruik van de Auto-IP, voer "0.0.0.0" in IP-adres.
BELANGRIJK
Start, na het wijzigen van de instelling, het netwerk opnieuw vanaf het Systeemmenu of zet het apparaat
UIT en vervolgens weer AAN.
Raadpleeg de Engelse gebruikershandleiding.
2-13