Problemen oplossen > Instellen/Onderhoud
BELANGRIJK
• Plaats het papier met de te bedrukken zijde naar boven.
• Als u nieuw papier uit de verpakking haalt, waaier het papier dan eerst los voor u het in de cassette
plaatst.
Voorzorgen voor papier plaatsen (3-15)
• Controleer voor het plaatsen van het papier of het niet gekruld of gevouwen is. Gekruld of gevouwen
papier kan papierstoringen veroorzaken.
• Zorg ervoor dat het papier niet boven de niveauaanduiding uitkomt.
• Als papier is geplaatst zonder de lengte-en breedtegeleiders te hebben versteld, dan kan het papier
scheef of vast komen te zitten.
2
Roep het scherm op.
1
[Systeemmenu/Tellers]-toets > [Instellen/onderhoud] > [Aanpassen tintverloop]
2
Selecteer [Kopiëren/afdr. (600dpi)] of [Afdrukken (1200dpi)].
3
Voer de aanpassing uit.
[Kopiëren/afdr. (600dpi)]
Er worden 3 patroonpagina's afgedrukt (Nr. 1 tot 3).
1
Druk op [Start].
Controleer of het nummer "1" aan de onderkant van het patroon wordt afgedrukt.
2
Plaats, zoals getoond in de afbeelding, de afgedrukte zijde omlaag op de plaat met de rand met de pijlen naar
achteren gericht en sluit de origineelhouder.
3
Druk op [Start].
Het patroon wordt gelezen en de aanpassing begint.
Het tweede patroon wordt afgegeven.
4
Controleer of het nummer aan de onderkant van het patroon wordt afgedrukt en herhaal de stappen 2 en 3
twee maal om de patronen 2 en 3 te lezen.
5
Druk op [OK] op het aanpassings- en bevestigingsscherm.
1
8-31