Diode testen
Deze functie maakt het testen van halfgeleiders op doorgang en
sperfunctie mogelijk.
1. De draaischakelaar (12) naar de stand Ω/
CAP schakelen en selecteer met de toets MODE (13) de
diodetest (indicatie
2. De stekker van de rode meetpen (3) in de
meetaansluitbus V/Ω en van de zwarte meetpen (4) in de
meetaansluitbus COM steken.
3. Verbind de meetpennen met de diode. Verschijnt er een
OL-indicatie (meetbereikoverschrijding), de aansluiting van
de meetpennen op de diode omwisselen.
ð Wordt er een waarde weergegeven, is de component in
orde. De doorlaatspanning van de component wordt
weergegeven (bij Ge-dioden ca. 0,2 V, bij Si-dioden
ca. 0,5 V).
Capaciteit meten
1. De draaischakelaar (12) naar de stand
Ω/
/CAP schakelen en met de toets MODE (13) de
capaciteitsmeting (weergave nF) selecteren.
2. De stekker van de rode meetpen (3) in de
meetaansluitbus V/Ω en van de zwarte meetpen (4) in de
meetaansluitbus COM steken.
3. De te testen condensator aansluiten op de meetpennen.
Elektrolytische condensatoren moeten in de correcte
poolrichting worden aangesloten (rood op plus, zwart op min).
Omdat de laadprocessen in de condensator enige tijd in
beslag nemen, volgt de weergave met een vertraging van
maximaal 30 s. Dit is geen fout, maar een eigenschap van het
systeem. Wacht een stabiele weergave af voordat u de
meetwaarde afleest.
ð De meetwaarde wordt op het display weergegeven.
Let op
Is de condensator defect, wordt nul weergegeven.Houd
er rekening mee dat elektrolytische condensatoren
binnen hun tolerantiebereik aanzienlijke strooiingen
kunnen hebben. Houd er rekening mee dat
elektrolytische condensatoren binnen hun
tolerantiebereik aanzienlijke strooiingen kunnen hebben.
NL
/
).
Frequentie / schakelverhouding meten
1. Schakel de draaischakelaar (12) naar het
frequentiemeetbereik (Hz%).
2. De stekker van de rode meetpen (3) in de
meetaansluitbus V/Ω en van de zwarte meetpen (4) in de
meetaansluitbus COM steken.
3. Verbind de meetpennen met het meetobject.
ð De frequentie wordt weergegeven.
4. Druk op de toets Hz% (17), voor het meten van de
schakelverhouding.
Temperatuur meten
Let op
Verbind bij een temperatuurmeting de
temperatuursensor nooit met een spanningsbron. Dit
vernielt het meetapparaat.
1. De draaischakelaar (12) naar Temp schakelen en indien
nodig met de toets °C/°F (19) omschakelen naar °C resp. °F.
2. De aansluitingen van de temperatuursensor met polen in
de juiste richting in de aansluitbussen COM (-) en V/Ω (+)
steken. De twee meetaansluitbussen voor
stroommeting (10) en (11) mogen niet worden gebruikt
tijdens de temperatuurmeting.
3. Breng de meetpen van de temperatuursensor naar het
meetobject en wacht, indien mogelijk, ca. 30 seconden tot
er een stabiele meetwaarde wordt weergegeven.
4. Scheid de temperatuursensor van de meetaansluitbussen
voordat u naar een andere meetmodus omschakelt.
digitale multimeter BE50
13