REMKO Serie PG-T (S-LINE)
Tankgasinstallaties
Bij het aansluiten van de apparaten
op de tankgasinstallaties moet
afhankelijk van de leidinglengte
worden gelet op een toereikende
dimensionering van de leidingen.
Door gebruikmaking van
een verdamper kan worden
gegarandeerd dat de gastoevoer
naar de apparaten toereikend is.
Om een foutloze werking van het
apparaat te garanderen, wordt
aanbevolen om in de onmiddellijke
nabijheid van het apparaat een
drukregelaar met een vast inge-
stelde uitgangsdruk van 1,5 bar en
een overeenkomstig gasdebiet (zie
het typeplaatje van het apparaat)
én een op de betreffende voordruk
afgestemde en toegelaten afsluit-
inrichting te monteren.
Ter vermijding van storingen
in de werking van de regel- en
veiligheidsinrichtingen van de
apparaten door schadelijke
stoffen zoals roest en stof uit de
gastoevoerleiding of -fles(sen), is
de installatie van gasfilters vóór de
regel- en veiligheidsinrichtingen
van de apparaten beslist
noodzakelijk gebleken (zie DIN EN
676 en TRF 88 sectie 5).
AANWIJZING
Installatiewerkzaamheden aan
tankgasinstallaties en voe-
dingsleidingen mogen alleen
door bevoegd vakpersoneel
worden uitgevoerd.
LET OP
!
Voorafgaand aan werkzaamhe-
den aan de gastoevoer en bij
vervanging van de gasflessen
moeten alle afsluiters gesloten
worden en mogen er geen ont-
stekingsbronnen in de directe
omgeving aanwezig zijn.
10
Inbedrijfstelling
Voorafgaande aan de
inbedrijfstelling moet worden
gecontroleerd of de apparaten
geen zichtbare gebreken
aan de bedienings- en
veiligheidsinrichtingen hebben en
of de opstelling en elektrische/
gasaansluitingen correct zijn.
De bediening en bewaking van
de apparaten moet worden
toegewezen aan een persoon die
voldoende is geïnstrueerd over de
juiste omgang met de apparaten
en het gebruik van vloeibaar gas
volgens DGUV 79.
LET OP
!
Bij gebreken die de bedrijfs-
zekerheid van de apparaten
in gevaar brengen, moeten de
apparaten direct buiten bedrijf
worden gesteld en moet de
toezichthoudende persoon op
de hoogte worden gesteld!
Voordat u het apparaat start, moet u controleren of de gasflessen goed
zijn vastgezet en niet direct in de warmtestraling van de apparaten zijn
geplaatst.
De gasflessen met drukgas moeten aan de zijkant/achterkant van het
apparaat worden geplaatst.
LET OP
!
De flessen mogen nooit worden
verwarmd of ontdooid door mid-
del van de warme luchtstroom
van de apparaten.
Er bestaat explosiegevaar!
Stroomvoorziening van de
apparaten aansluiten
1. Zet de
bedrijfsschakelaar in
stand "0" (uit).
2. Steek de voedingsstekker van
het apparaat in een
correct geïnstalleerd
en beveiligd
stopcontact
230 V/50 Hz .
AANWIJZING
De elektrische aansluiting
van de apparaten moet
op een aansluitpunt met
aardlekschakelaar volgens VDE
0100, deel 55 geschieden.
LET OP
!
Gasflessen met drukgas mogen
tijdens het bedrijf van het apparaat
nooit liggend worden gebruikt.
Ontsnappend gas in de vloeibare
fase.