Algemeen onderhoud
Uitlijning koplamp
De koplamp moet periodiek op de juiste uitlijning worden
gecontroleerd. Hij moet worden uitgelijnd telkens wanneer
de doorzakking van de vering wordt aangepast, omdat dit
op de uitlijning van de koplamp van invloed is. Voordat de
koplamp kan worden uitgelijnd, moeten de doorzakking
van de vering en de bandendruk correct worden afgesteld.
De koplamp kan verticaal worden afgesteld. Als de
verticale afstelling uit staat, wordt de straal te dicht bij of te
ver voor de motorfiets gericht. Controleer de uitlijning van
de straal met de koplamp in dimlichtpositie, de motorfiets
loodrecht op de grond en met de bestuurder zittend op de
motorfiets. De motorfiets wordt verzonden met de koplamp
op 0,5-2,5% naar beneden.
De afstelschroef (A) bevindt zich op de rechter bovenhoek
op de achterkant van de koplamp. Om de koplamp af te
stellen draait u aan de schroef totdat de gewenste uitlijning
van de straal is bereikt.
6.21