F. Motorstopschakelaar
Wanneer de bovenkant van de schakelaar (A)
wordt ingedrukt, wordt de stroomtoevoer naar het
werkingssignaal onderbroken. De motorbesturing
blijft in deze staat totdat het onderste deel van de
schakelaar (B) wordt ingedrukt. De schakelaar
schakelt niet alle elektrische circuits uit, alleen de
werking van de motor.
G. Modusknop prestatieniveau
Zie "Modusknop prestatieniveau", op pagina 3.21.
Bediening en onderdelen
H. Alarmlichtenschakelaar
Wanneer de bovenkant van de schakelaar wordt
ingedrukt, knipperen de richtingaanwijzers om andere
bestuurders te waarschuwen voor situaties waarin
ze moeten stoppen of parkeren in noodsituaties.
Wanneer de onderkant van de schakelaar
wordt ingedrukt, wordt het waarschuwingscircuit
uitgeschakeld.
I. Richtingaanwijzerschakelaar
Wanneer de richtingaanwijzerschakelaar in
de linker of rechter positie wordt gedrukt,
knipperen de bijbehorende richtingaanwijzers
aan de voorkant en achterkant. Wanneer de
richtingaanwijzerschakelaar is ingeschakeld, brandt de
bijbehorende richtingaanwijzerindicator op het onderste
deel van het dashboard.
Geef het zoals de wet het voorschrijft altijd aan als u
afslaat of andere manoeuvres uitvoert. In tegenstelling
tot een auto moeten de richtingaanwijzers op de
motorfiets altijd handmatig worden geannuleerd.
Druk de schakelaar in en hij keert terug naar de
OFF-positie (midden).
3.19