5 .8
Controle van de volumestroom
7644021-03-26022019
Voortdurend bedrijf van de laadpomp voor de warmtepomp zorgt al voor
een voorontgassing van het circuit. Vullen: Ga te werk zoals bij het
spoelen.
De naald van de manometer kan vanwege de modulatie van de
circulatiepomp bewegen.
Voorzichtig
De ontluchting moet worden herhaald wanneer de installatie
enkele dagen in bedrijf is geweest. Deze na-ontluchting is nodig
om kleinere ingesloten luchtbelletjes in de propyleenglycol te laten
ontsnappen die pas na enige tijd bij een hogere bedrijfstemperatuur
vrijkomen.
Lees daarvoor s.v.p. onder de pomp het debiet door het
warmtepompcircuit bij bedrijf van de pomp af.
Op de display is een messing kegel zichtbaar.
De display wordt afgelezen bij de bovenkant van deze kegel. Het debiet
onder de warmtepomp/laadpomp moet > 15 l/min en < 22 l/m aangeven.
Wanneer er minder dan 15 l/m wordt aangegeven, moet worden
gecontroleerd waar het drukverlies ontstaat.
Het drukverlies moet worden verkleind.
Wanneer er > 22 l/min wordt aangegeven, kan het vermogen van
de pomp worden aangepast met behulp van de rode knop op de
circulatiepomp. Het debiet moet iets minder dan 18 l/m weergeven.
Dan wordt door de vermindering van het pompvermogen stroom
bespaard.
De delta t van de beide thermometers op het warmtepompstation moet bij
vollast een temperatuurverschil van ca. 4 - 8 °C aangeven.
5 Vullen van de installatie
TzerraHP 390 & 690
31