Foto's nemen
Selecteer normale fotomodus [
De camera stemt automatisch de sluitertijd
en het diafragma af op de helderheid van
het onderwerp.
A Ontspanknop
B Zet de camera aan.
C De statusindicator licht 1 seconde op.
1 Houd de camera voorzichtig
vast met beide handen, houd uw
armen stil langs uw lichaam en
plaats uw voeten iets uiteen.
E
F
D: Bij het verticaal vasthouden van de camera
E: Flitser
F: AF-assistentielamp
2 Richt het AF-gebied H op het gebied
waarop u wilt scherpstellen.
3 Druk de ontspanknop tot halverwege
in om scherp te stellen.
H G
G: Het scherpstel indicatielicht wordt groen.
H: AF-gebied: wit
A
B
C
D
I
J
groen
Basis
]
I: Diafragmawaarde
J: Sluitertijd
• De camera piept twee keer als het
onderwerp is scherp gesteld.
• De camera kan scherpstellen tussen
50 cm en
Z
• Het volgende geeft aan dat het
onderwerp niet is scherpgesteld.
– De scherpstelindicatie knippert (groen).
– Het AF-gebied gaat van wit naar rood
of er is geen AF-gebied.
– Piept 4 keer
• De scherpstel indicator kan oplichten
zelfs als het onderwerp niet goed is
scherpgesteld als het onderwerp buiten
bereik is.
4 Druk de ontspanknop volledig in
om de foto te nemen.
■ Gebruik de fl itser.
Als de fl itser is ingesteld op AUTO [
of AUTO/Rode-ogen reductie [
werkt de fl itser als u de ontspanknop
indrukt als de camera vindt dat het gebied
dat u wilt fotograferen te donker is.
• U kunt de fl itserinstellingen veranderen
(P40).
• Als u op de ontspanknop drukt, is het
mogelijk dat het scherm een moment
oplicht of verduistert. Deze functie
vergemakkelijkt het scherpstellen en is
niet van invloed op de opname.
• Zorg dat u de camera niet beweegt
op het moment dat u de ontspanknop
indrukt.
• Dek de fotofl itser of de AF-
assistentielamp niet af met uw vinger of
andere voorwerpen.
• Raak de lens niet aan.
.
s
]
r
],
25
VQT1C71