3
Selecteer <Gebruik DHCP>, <Gebruik BOOTP>, of <Gebruik RARP>, en druk op
●
U kunt slechts één van de protocollen DHCP, BOOTP, en RARP gebruiken. Als het geselecteerde
protocol wordt ingesteld op <Aan>, worden de andere twee protocollen automatisch ingesteld op
<Uit>.
4
Selecteer <Aan>, en druk op
5
Druk op
.
6
Selecteer <Auto IP>, en druk op
7
Selecteer <Aan>, en druk op
DHCP gebruiken
Als u het apparaat uit- en weer inschakelt, wordt een ander IP-adres dan het huidige toegewezen. Dit kan het
afdrukken deactiveren. Om DHCP te gebruiken, geeft u één van de volgende instellingen op nadat u de
netwerkbeheerder hebt geraadpleegd.
●
De functie DNS Dynamic Update configureren
●
Instellingen voor de DHCP Server opgeven om constant hetzelfde IP-adres toe te wijzen
Als u niet met DHCP/BOOTP/RARP een IP-adres wilt toewijzen
●
Stel alle protocollen in op <Uit>. Als u <Gebruik DHCP>, <Gebruik BOOTP>, of <Gebruik RARP> instelt op
<Aan> wanneer de DCHP/BOOTP/RARP servers niet beschikbaar zijn, verspilt het apparaat tijd en
communicatiemiddelen door op het netwerk naar beschikbare services te zoeken.
IP-adressen die voorrang hebben op andere adressen
●
IP-adressen die worden toegewezen via DHCP/BOOTP/RARP vervangen het adres dat is verkregen via Auto
IP.
Handmatig een IP-adres invoeren
1
Selecteer <Handmatig>, en druk op
Netwerk
.
.
.
DNS configureren(P. 223)
.
192
.