156
Internetverbindingen
4. Tik op de schakelaar Gegevenswaarschuwing instellen Aan/uit om het in te schakelen, en tik
vervolgens op Gegevenswaarschuwing voor het invoeren van de hoeveelheid
gegevensgebruik waarbij je wordt gewaarschuwd. Tik op
5. Tik op de schakelaar Gegevenslimiet instellen Aan/uit om het in te schakelen, en tik
vervolgens op Gegevenslimiet voor het invoeren van het ingestelde gegevensgebruik waarbij
je gegevensverbinding automatisch wordt uitgeschakeld. Tik op
wijzigen.
Het datagebruik van apps weergeven
1. Veeg in het Startscherm omhoog en zoek en tik vervolgens op Instellingen.
2. Tik op Meer Gegevensgebruik.
3. Tik op App-gegevensgebruik.
4. Blader omlaag over het scherm voor een lijst met apps en info over hun datagebruik.
5. Tik op een app om meer details weer te geven.
Wi-Fi-verbinding
Om Wi-Fi op je toestel te gebruiken, heb je toegang nodig tot een draadloos toegangspunt of
"hotspot".
De beschikbaarheid en sterkte van het Wi-Fi-signaal verschilt naargelang van de barrières, zoals
gebouwen of een muur tussen kamers, waar het Wi-Fi-signaal doorheen moet.
Wi-Fi in- of uitschakelen
1. Veeg in het Startscherm omhoog en zoek en tik vervolgens op Instellingen.
2. Tik op de schakelaar Wi-Fi Aan/uit om Wi-Fi in of uit te schakelen.
3. Tik op Wi-Fi voor een lijst met gevonden draadloze netwerken.
Schuif omlaag naar de onderkant van het scherm om Opgeslagen netwerken te zien.
Verbinden met een Wi-Fi-netwerk
1. Schakel Wi-Fi in en controleer de lijst met gevonden Wi-Fi-netwerken.
Zie
Wi-Fi in- of uitschakelen
2. Tik op een Wi-Fi-netwerk waarmee je verbinding wilt maken.
3. Als je een beveiligd netwerk hebt geselecteerd, voer je de netwerksleutel of het wachtwoord
in.
4. Tik op Verbinden. Het Wi-Fi-pictogram
gemaakt.
op pagina 156.
verschijnt op de statusbalk als verbinding is
om de eenheid te wijzigen.
om de eenheid te