4 - Route
78
Voer een van de volgende acties uit:
Vastgestelde snelheid controleren:
o
Tik in de contextregel op
Snelheid op trillingsmeetpunt meten:
o
Tik in de contextregel op
Tik op [Stroboscoop / Snelheid].
Snelheid op snelheidsmeetpunt meten:
o
Tik op het meetpuntsymbool of druk op de ENTER-toets.
De stroboscoop wordt ingeschakeld. De flitsfrequentie komt overeen met de fre-
quentie van de geselecteerde snelheid (bijv. 1200 min
scherm voor instellen van de flitsfrequentie:
Instellen van de flitsfrequentie
Stel de flitsfrequentie zodanig in dat de verlichte objecten statisch lijken. U kunt
de snelheid ook handmatig invoeren in de cijfer-editor (4).
Tik op OK om de ingestelde frequentie als de snelheidswaarde over te nemen.
Aanwijzingen
Geschikte objecten voor stroboscopische metingen: ventilatorbladen, kop-
pelschroeven, meetmarkeringen op de as.
Als verschillende gelijkaardige objecten gedurende een omwenteling de stro-
boscoop passeren (bijvoorbeeld koppelingsschroeven), let er dan op dat het stil-
staande beeld niet "flikkert". Alleen bij een absoluut rustig en scherp stilstaand
beeld komt de flitsfrequentie overeen met een hele omwenteling of een veel-
voud in hele getallen ervan. Controleer door de frequentie te halveren en te ver-
dubbelen of de flitsfrequentie overeenkomt met een omwenteling.
[Stroboscoop].
[MENU].
-1
= 20 Hz). Nu verschijnt het
Bediening
1: Frequentie con-
tinu veranderen.
2: Frequentie met ±
1 Hz veranderen.
3: Frequentie hal-
veren / ver-
dubbelen.
4: Snelheid hand-
matig invoeren.
Editie: 03.2023