3 - Gebruik
Standaardsensor gebruiken
In het menu [Sensor] is onder het item [Standaard-sensor] de momenteel ingestelde
standaardsensor aangegeven. Als deze functie is uitgeschakeld, wordt het volgende weer-
gegeven: [Standaard-acceleratiesensor selecteren].
Om de functie te activeren of een andere sensor te selecteren, gaat u als volgt te werk:
Sensortypeherkenning
De huidige status van deze functie wordt aangegeven in de statusbalk. Wanneer de sen-
sortypeherkenning is uitgeschakeld, verschijnt
46
Voer de vereiste sensorparameters in:
[Sensor-naam]: willekeurige omschrijving
o
[Sensor-type]: IEPE (ICP) /Linedrive / Spanning
o
[Meettype]: Versnelling
o
[Offset]: Sensor-offset; numerieke waarde
o
[Gevoeligheid]: Sensor-gevoeligheid; numerieke waarde
o
[Lineair van ... tot]: Lineaire bereik; intervalgrenzen
o
[Resonantiefrequentie]: Sensor-resonantiefrequentie; numerieke waarde
o
Tik vervolgens op VORIGE om naar het menu [Beschikbare sensoren] terug te ke-
ren. De nieuw aangemaakte sensor is automatisch toegevoegd aan de lijst met be-
schikbare sensoren.
Tik op VORIGE om naar het menu [Sensor] terug te keren.
Tik op [Standaard-sensor]. Er verschijnt een submenu.
Activeer eventueel de optie [Standaard-sensor gebruiken].
Selecteer de gewenste sensor in de sensorlijst.
Tik op
OK om de instelling over te nemen.
Aanwijzingen
De ingestelde standaardsensor wordt alleen geaccepteerd voor meet-
taken die compatibel zijn met het sensortype. Met de VIBCODE-sensor
kunt u bijvoorbeeld alleen metingen op gecodeerde meetpunten uit-
voeren.
De ingestelde standaardsensor geldt niet voor meetpunten met per-
manent geïnstalleerde sensoren.
Wanneer de standaardsensor is geactiveerd, verschijnt in de statusbalk
.
Als u de sensortypeherkenning wilt uitschakelen, schakelt u de optie [Sen-
sorherkenning] uit.
.
Editie: 03.2023