H2-120-01-02
2.9
Toevoerleidingen controleren
Stroomtoevoer
Controleer het verloop van de aansluitkabel.
Deze mag niet ingeklemd zitten, over het inbouwfornuis worden geleid of tegen het uitlaatgaskanaal
liggen.
Gastoevoer
Controleer de dichtheid van alle verbindingen. Slangen moeten op voldoende afstand van hete vlakken
zijn gelegd. Slangen niet inklemmen!
2.10
Ovenbrander controleren
2.11
Richtwaarden voor de luchtinstelling
Aardgas H, L
Aardgas L, LL
Vloeibaar gas 50 mbar
Vloeibaar gas 30/37 mbar
2.12
Kookpittenbranders controleren
De branders ontsteken en de brandstabiliteit controleren.
De vlammen moeten stevig branden.
Alleen voor intern gebruik
1.
De brander ontsteken en de brandstabiliteit controleren.
2.
De oven ten minste 10 minuten op hoogste temperatuur
opwarmen en vervolgens naar kleinste temperatuur
terugdraaien. De brander moet met kleine maar stabiele
vlam branden. Indien nodig de luchtinstelling door
veranderen van de luchtschuif reguleren.
3.
De vlammen moeten stevig branden, maar niet zo sterk
als de kookpitten.
3,0 mm
1,0 mm
2,5 mm
3,0 mm
17