Selecteer het paginaformaat van het geplaatste papier.
2. Type (Mediumtype)
Selecteer het mediumtype van het geplaatste papier.
3. Afdr.kwl. (Print qlty) (Afdrukkwaliteit)
Selecteer de afdrukkwaliteit op basis van het origineel.
4. Marge (Border) (Met of zonder marge afdrukken)
Hiermee selecteert u afdrukken met of zonder rand.
5. Fotocorr. (Photo fix)
Selecteer Geen corr. (No correction), Automat. fotocorr. (Auto photo fix) of Vervagingscorr.
(Fade restoration).
Opmerking
• Wanneer Geen corr. (No correction) is geselecteerd, drukt het apparaat de gescande
afbeelding zonder correctie af.
• Wanneer Automat. fotocorr. (Auto photo fix) is geselecteerd, corrigeert het apparaat de
gescande afbeelding automatisch.
• Wanneer Vervagingscorr. (Fade restoration) is geselecteerd, corrigeert het apparaat de
gescande afbeelding die in de loop van de tijd is vervaagd.
8. Gebruik de knop + of - om het aantal kopieën op te geven.
Opmerking
• Wanneer u op de rechterknop Functie (Function) drukt, kunt u een voorbeeld van de afdruk
weergeven op het voorbeeldscherm. Gebruik de knop
• Als
wordt weergegeven op de foto, wordt de afgedrukte foto mogelijk niet correct gescand.
Scan de afgedrukte foto opnieuw.
9. Druk op de knop Kleur (Color) als u in kleur wilt afdrukken of op de knop Zwart (Black) als
u in zwart-wit wilt afdrukken.
Het apparaat begint af te drukken.
Opmerking
• Als de afgedrukte foto niet correct is gescand, wordt een bevestigingsscherm weergegeven waarin
wordt gevraagd of u wilt doorgaan met afdrukken. Als u Ja (Yes) selecteert, begint het apparaat
met afdrukken. Als u de foto opnieuw scant, selecteert u Nee (No) en scant u de foto opnieuw.
om de weergave te wijzigen.
264