6. Gebruik van de telefoon
Houd bij telefoneren de telefoonhoorn schuin tegen uw jukbeen,
zodat het geluid van de telefoon rechtstreeks in de microfoonope-
ningen terecht komt. Zo zal het hoortoestel niet fluiten en bent u
er zeker van dat u het gesprek onder de beste omstandigheden
kunt volgen. Wanneer u de telefoon op deze manier vashoudt,
moet u rechtstreeks in de microfoon van de telefoon praten
om te zorgen dat uw gesprekspartner aan de andere kant van
de lijn u ook goed kan verstaan.
Wanneer u moeite heeft met telefoneren kan uw audicien u
informatie geven over Oticon ConnectLine en andere aanvullende hulpmiddelen.
Wanneer uw hoortoestel een luisterspoel heeft (en uw telefoon is voorzien van een
ingebouwde ringleiding), kunt u, om de weergave nog verder te verbeteren, overschakelen
naar het luisterspoelprogramma.
39