In de energiezuinige modus staat het scherm uit en verbruikt
het toestel zeer weinig stroom, maar kunt u het snel activeren
voor gebruik.
TIP: Laad uw toestel sneller op door het in de energiezuinige
modus te zetten tijdens het opladen van de batterij.
• Als u het toestel volledig wilt uitschakelen, drukt u op de aan-
uitknop en houdt u deze vast tot een melding op het scherm
verschijnt. Dan selecteert u Uit.
De melding verschijnt na vijf seconden. Als u de aan-uitknop
loslaat voordat de melding verschijnt, schakelt het toestel
over naar de energiezuinige modus.
GPS-signalen ontvangen
Wanneer u uw navigatietoestel inschakelt, moet de GPS-
ontvanger gegevens van de satellieten verzamelen en de
actuele locatie bepalen. De tijd die nodig is om satellietsignalen
te ontvangen verschilt op basis van diverse factoren, waaronder
hoe ver u bent verwijderd van de plek waar u uw
navigatietoestel voor het laatst hebt gebruikt, of u vrij zicht op de
lucht hebt, en wanneer u uw navigatietoestel voor het laatst hebt
gebruikt. De eerste keer dat u uw navigatietoestel inschakelt,
kan het enkele minuten duren voordat u satellietsignalen
ontvangt.
1
Schakel het toestel in.
2
Wacht terwijl het toestel satellieten zoekt.
3
Ga zo nodig buiten staan, in de open lucht, uit de buurt van
hoge gebouwen en bomen.
op de statusbalk geeft de signaalsterkte van de satelliet
weer. Als de balken voor ten minste 50% zijn gevuld, is het
toestel gereed voor navigatie.
Statusbalkpictogrammen
De statusbalk bevindt zich boven aan het hoofdmenu. De
pictogrammen op de statusbalk bevatten informatie over de
functies van het toestel. Sommige pictogrammen kunt u
selecteren om instellingen aan te passen of verdere informatie
weer te geven.
GPS-signaalstatus. Houd vast om de GPS-nauwkeurigheid en
ontvangen satellietinformatie weer te geven
status weergeven, pagina
Bluetooth
status. Selecteer om de Bluetooth instellingen weer
®
te geven
(Instellingen voor draadloos netwerk, pagina
Wi-Fi signaalsterkte. Selecteer om de Wi-Fi instellingen te
wijzigen
(Instellingen voor draadloos netwerk, pagina
Verbonden met handsfree bellen. Selecteer om te bellen
(Handsfree bellen, pagina
Huidige tijd. Selecteer om de tijd in te stellen
pagina
25).
Batterijniveau.
LiveTrack gegevens delen. Het aantal uitgenodigde volgers
wordt weergegeven op het pictogram. Selecteer om de
LiveTrack app te openen
Smartphone Link status. Selecteer om verbinding te maken
met de Smartphone Link app en live verkeersinformatie en
andere Live Services te ontvangen
en verbinding maken met Smartphone Link, pagina
Temperatuur. Selecteer om de weersverwachting weer te
geven
(De weersverwachting weergeven, pagina
Opnamestatus dashcam. Selecteer om de dashcambedie-
ningsknoppen weer te geven
Werken met de knoppen op het scherm
Met behulp van schermknoppen kunt u door de pagina's, menu's
en menu-opties van uw toestel navigeren.
• Selecteer
om terug te gaan naar het vorige menuscherm.
• Houd
ingedrukt om snel terug te gaan naar het
hoofdmenu.
2
(GPS-signaal-
29).
24).
24).
17).
(De tijd instellen,
(LiveTrack, pagina
21).
(Koppelen met uw telefoon
16).
22).
(Dashcam, pagina
2).
• Selecteer
of
om door lijsten of menu's te bladeren.
• Houd
of
ingedrukt om sneller te bladeren.
• Selecteer
om een contextmenu met de opties voor het
huidige scherm weer te geven.
Het volume regelen
1
Selecteer Volume.
2
Selecteer een optie:
• Gebruik de schuifbalk om het volume aan te passen.
• Selecteer
om het geluid te dempen.
• Selecteer
voor extra opties.
Automatisch volume inschakelen
Uw toestel kan het volume automatisch verlagen of verhogen op
basis van achtergrondgeluiden.
1
Selecteer Volume >
2
Selecteer Automatisch volume.
De audiomixer gebruiken
U kunt met de audiomixer het geluidsniveau instellen voor
verschillende typen audio, zoals navigatieaanwijzingen of
telefoongesprekken. Het niveau voor elk audiotype is een
percentage van het hoofdvolume.
1
Selecteer Volume.
2
Selecteer
> Audiomixer.
3
Gebruik de schuifregelaars om voor elk audiotype het volume
in te stellen.
De helderheid van het scherm aanpassen
1
Selecteer Instellingen > Scherm > Helderheid.
2
Gebruik de schuifbalk om de helderheid aan te passen.
Dashcam
De camera richten
WAARSCHUWING
Probeer de camera niet te richten tijdens het rijden.
Sommige functies, zoals de geavanceerde hulpfuncties voor
bestuurders en Garmin Real Vision
niet goed als de camera niet goed is gericht. U moet de
dashcam elke keer dat u het toestel plaatst of herplaatst richten.
1
Selecteer Instellingen > Dashcam > Plaatsing van de
camera.
2
Selecteer Horizontale plaatsing en selecteer de horizontale
locatie van uw toestel op de voorruit.
3
Selecteer Voertuighoogte en selecteer uw type voertuig.
4
Selecteer Uitlijning.
5
Kantel het toestel en draai de camera naar links of rechts om
de camera te richten.
Het dradenkruis moet recht vooruit gericht zijn en de
horizonlijn moet zich midden tussen de boven- en onderkant
van het scherm bevinden.
Opnemen met de dashcam
In sommige rechtsgebieden is het gebruik van dit toestel
verboden of gereguleerd. Het is uw verantwoordelijkheid op de
hoogte te zijn van en te handelen in overeenstemming met
toepasselijke wetten en regels over privacy in rechtsgebieden
waar u dit toestel wilt gaan gebruiken.
.
™
functies, werken mogelijk
LET OP
Dashcam