1
Selecteer Instellingen > Kaart en voertuig > Mijn Kaarten.
2
Selecteer een kaart.
Navigatie-instellingen
Selecteer Instellingen > Navigatie.
Routevoorbeeld: Toont een voorbeeld van de belangrijke
wegen op uw route wanneer u begint met navigeren.
Berekenmodus: Hiermee stelt u de methode voor
routeberekening in.
Te vermijden: Hiermee stelt u in welke wegonderdelen u op
een route wilt vermijden.
Aangepast vermijden: Hiermee kunt u opgeven welke
specifieke wegen en gebieden u wilt vermijden.
Tolwegen: Hiermee stelt u voorkeuren in voor het vermijden
van tolwegen.
Tol en kosten: Hiermee stelt u voorkeuren in voor het vermijden
van tolwegen en tolvignetten.
OPMERKING: Deze functie is niet in alle regio's beschikbaar.
Milieuzones: Hiermee stelt u uw voorkeuren in voor te
vermijden gebieden waarin milieu- of uitstootbeperkingen
gelden die van toepassing zijn op uw voertuig.
Beperkte modus: Hiermee schakelt u alle functies uit die veel
aandacht van de gebruiker vragen.
GPS Simulator: Hiermee stelt u in dat het toestel geen GPS-
signalen meer ontvangt, waarmee u de batterij spaart.
Instellingen berekenmodus
Selecteer Instellingen > Navigatie > Berekenmodus.
De routeberekening is gebaseerd op de snelheidsgegevens van
een weg en de versnellingsgegevens van een voertuig voor een
bepaalde route.
Snellere tijd: Hiermee berekent u routes die sneller worden
afgelegd, maar mogelijk langer zijn.
Kortere afstand: Hiermee berekent u routes die korter zijn,
maar mogelijk langzamer worden afgelegd.
Offroad: Hiermee berekent u een rechte lijn van uw huidige
locatie naar uw bestemming.
Een gesimuleerde locatie instellen
Als u zich binnenshuis bevindt en het toestel ontvangt geen
satellietsignalen, kunt u de GPS-simulator gebruiken om routes
te plannen vanaf een gesimuleerde locatie.
1
Selecteer Instellingen > Navigatie > GPS Simulator.
2
Selecteer Bekijk kaart in het hoofdmenu.
3
Tik twee keer op de kaart om een gebied te selecteren.
Het adres van de locatie wordt onder in het scherm
weergegeven.
4
Selecteer de beschrijving voor de locatie.
5
Selecteer Stel locatie in.
Dashcam-instellingen
Selecteer Instellingen > Dashcam.
Plaatsing van de camera: Staat u toe om de hoogte van het
voertuig en de camerapositie in te stellen en de dashcam af
te stellen
(De camera richten, pagina
Opnemen bij starten: De dashcam start automatisch met het
maken van video-opnamen als u het toestel inschakelt.
Automatische ongevallendetectie: Videobeelden worden
automatisch opgeslagen als het toestel een mogelijk ongeval
detecteert.
Geluidsopname: Schakelt het opnemen van audio in of uit
tijdens het opnemen met de dashcam.
24
2).
Gegevensprojectie: De opgenomen videobeelden worden
voorzien van datum-, tijd-, locatie- en snelheidsgegevens.
Videoresolutie: Hiermee kunt u de resolutie en kwaliteit van
video-opnamen instellen.
Opnemen na stroomstoring: Als de externe voeding is
uitgevallen, blijft het toestel gedurende een geselecteerde
periode video-opnamen maken.
Instellingen voor draadloos netwerk
Met de instelling voor draadloos netwerk kunt u Wi‑Fi
netwerken, gekoppelde Bluetooth toestellen en Bluetooth
functies beheren.
Selecteer Instellingen > Draadloze netwerken.
Bluetooth: Hiermee schakelt u Bluetooth draadloze technologie
in.
Naam gekoppeld toestel: De namen van gekoppelde Bluetooth
toestellen worden in het menu weergegeven. U kunt een
toestelnaam selecteren om de instellingen van Bluetooth
functies voor dat toestel te wijzigen.
Zoek toestellen: Hiermee zoekt u naar nabije Bluetooth
toestellen.
Toestelnaam: Hiermee kunt u een toestelnaam invoeren ter
identificatie van uw toestel op andere toestellen met
draadloze Bluetooth technologie.
Wi-Fi: Hiermee schakelt u de Wi‑Fi radio in.
Opgeslagen netwerken: Hiermee kunt u opgeslagen
netwerken bewerken of verwijderen.
Zoek naar netwerken: Hiermee kunt u Wi‑Fi netwerken zoeken
in de omgeving
(Verbinding maken met een Wi
pagina
26).
Instellingen hulpsysteem voor de bestuurder
Selecteer Instellingen > Hulp voor de bestuurder.
Hoorbare waarschuwingen voor bestuurder: Hiermee
schakelt u hoorbare waarschuwingen in voor elk type
waarschuwing voor de bestuurder
waarschuwen van de bestuurder, pagina
Vermoeidheidswaarschuwing: Waarschuwt u wanneer u
lange tijd zonder pauze hebt gereden.
Ongevalmelding: Hier kunt u een contactpersoon instellen die
moet worden gewaarschuwd als het toestel een mogelijk
ongeval met een voertuig detecteert
meldingen, pagina
4).
Gevarenzonealarm: Waarschuwt u als u eigen nuttige punten
of roodlichtcamera's nadert.
OPMERKING: Gevarenzonealarmen worden alleen
weergegeven wanneer u eigen nuttige punten (POI's) hebt
geladen. Deze functie is niet in alle regio's beschikbaar.
Waarschuwing voor botsingen: Hiermee kunt u de
gevoeligheid van de botsingsdetectiewaarschuwing
inschakelen en instellen
botsingen, pagina
5). Bij een hogere gevoeligheid wordt u
eerder gewaarschuwd dan bij een lagere gevoeligheid.
Garmin Real Vision™: Schakelt Garmin Real Vision in of uit,
waarmee u aanwijzingen projecteert op live-beelden van de
dashcam
(Aankomst op de bestemming met Garmin Real
Vision, pagina
7).
Rijwaarschuwing: Geeft een waarschuwingssignaal wanneer
verkeer dat gestopt is, weer gaat rijden
pagina
5).
Waarschuwing bij rijbaan verlaten: Schakelt een
waarschuwingssignaal in als het toestel detecteert dat u
mogelijk per ongeluk een rijbaanmarkering overschrijdt
(Waarschuwingssysteem voor wisselen van rijbaan,
pagina
6).
®
‑ Fi netwerk,
(Functies voor het
4).
(Ongevaldetectie en -
(Waarschuwingssysteem voor
(Rijwaarschuwing,
Garmin DriveAssist instellingen