Hoofdstuk 10.0 Installatiewaarschuwing
10.0 Instal-
latiewaarschuwing
Waarschuwing Lees zorgvuldig a.u.b.
Opmerking aan installateurs
Deze waarschuwing bevat essentiële informatie. Als de enige persoon die con-
tact heeft met systeemgebruikers, is het uw verantwoordelijkheid om elk item
in deze waarschuwing onder de aandacht van de gebruikers van dit systeem te
brengen.
Systeemstoringen
Dit systeem is zorgvuldig ontworpen om zo effectief mogelijk te zijn. Er zijn
echter omstandigheden, zoals brand, inbraak of andere soorten noodgevallen
waarbij het geen beveiliging biedt. Elk type alarmsysteem kan met opzet wor-
den uitgeschakeld of niet naar verwachting functioneren door uiteenlopende oor-
zaken. Sommige van deze oorzaken, maar niet alle, kunnen zijn:
Onjuiste installatie
Een beveiligingssysteem moet goed worden geïnstalleerd om voldoende bevei-
liging te bieden. Elke installatie moet worden beoordeeld door een bevei-
ligingsbeambte om er zeker van te zijn dat alle toegangspunten en gebieden zijn
gedekt. Sloten en vergrendelingen op ramen en deuren moeten goed vastzitten en
zoals bedoeld werken. Ramen, deuren, muren, plafonds en andere materialen
van het gebouw moeten voldoende sterk en geconstrueerd zijn om het verwachte
beveiligingsniveau te bieden. Tijdens en na elke constructieactiviteit moet het
systeem opnieuw worden beoordeeld. Een beoordeling door de brandweer en/of
politie, indien mogelijk wordt sterk aangeraden.
Criminele kennis
Het systeem bevat beveiligingsfuncties die ten tijde van de fabricage als effec-
tief bekend stonden. Het is mogelijk dat personen met criminele bedoelingen
technieken ontwikkelen die de effectiviteit van deze functies verminderen. Het
is belangrijk dat een beveiligingssysteem op gezette tijden wordt gecontroleerd
om ervoor te zorgen dat de functies ervan effectief blijven en worden bijgewerkt
of vervangen als het systeem niet de verwachte beveiliging bieden.
Toegang door indringers
Indringers kunnen via een niet-beveiligd toegangspunt binnenkomen, een detec-
tieapparaat omzeilen, detectie voorkomen door binnen te komen via een gebied
met onvoldoende dekking, een waarschuwingsapparaat onklaar maken of zorgen
dat het systeem niet naar behoren of helemaal niet meer werkt.
Stroomstoring
Regeleenheden, inbraakdetectoren, rookmelders en veel andere bevei-
ligingsapparaten hebben voldoende stroom nodig om correct te werken. Als een
apparaat op batterijen werkt, kan het gebeuren dat de batterijen uitvallen.
Behalve het risico dat kunnen uitvallen, moet u rekening houden met het feit dat
ze opnieuw moeten worden geladen, in goede staat blijven verkeren en correct
worden geplaatst. Als een apparaat alleen op netstroom werkt, kan elke onder-
breking, hoe kort ook, het apparaat stilzetten omdat het dan zonder stroom zit.
Stroomonderbrekingen, hoe lang ze ook duren, gaan vaak gepaard met span-
ningsvariaties die elektronische apparatuur kunnen beschadigen, zoals een bevei-
ligingssysteem. Als er een stroomonderbreking is geweest, moet u direct een
volledige systeemtest uitvoeren om na te gaan of het systeem goed werkt.
Defecte vervangbare batterijen
De draadloze zendapparaten van dit systeem zijn zo ontworpen dat zij onder nor-
male omstandigheden een jarenlange batterijlevensduur kunnen bieden. De ver-
wachte batterijlevensduur is een functie van de apparaatomgeving, het gebruik
en het type. Omgevingsomstandigheden, zoals een hoge vochtigheid, hoge of
lage temperaturen of grote temperatuursschommelingen, kunnen de verwachte
batterijlevensduur verkorten. Elk zendapparaat beschikt over een regelapparaat
voor het batterijniveau dat aangeeft wanneer de batterijen moeten worden ver-
vangen. Ook dit apparaat kan minder goed werken als verwacht. Regelmatig tes-
ten en onderhoud houdt het systeem in een goede staat.
Aantasting door (draadloze) radio-
frequentieapparaten
Onder sommige omstandigheden kunnen de signalen de ontvanger niet bereiken,
bijvoorbeeld als er metalen objecten in of dicht bij het radiopad zijn geplaatst,
bij opzettelijke storingen of andere onopzettelijke radiosignaalstoringen.
Systeemgebruikers
Soms kan een gebruiker een noodschakelaar niet gebruiken, vanwege een per-
manente of tijdelijke lichamelijke handicap, het onvermogen het apparaat op tijd
te bereiken of onbekendheid met de juiste bediening. Het is belangrijk dat alle
systeemgebruikers worden getraind in het juiste gebruik van het alarmsysteem
en dat ze weten wat ze moeten doen wanneer het alarm afgaat.
Rookdetectoren
Hier volgen een aantal redenen waarom rookdetectoren die deel uitmaken van
dit systeem, bewoners niet altijd waarschuwen als er brand uitbreekt. Rook-
detectoren kunnen verkeerd geïnstalleerd of geplaatst zijn. De rook hoeft de
rookdetectoren niet altijd te bereiken, bijvoorbeeld wanneer de brand in een
schoorsteen, tussen wanden of op daken uitbreekt, of aan de andere kant van
gesloten deuren. Rookdetectoren detecteren de rook niet als deze afkomstig is
van een brand op een andere etage van het gebouw.
Alle branden verschillen op basis van de hoeveelheid rook die er bij de brand
vrijkomt en de grootte van de brand. Niet alle rookdetectoren kunnen de ver-
schillen even goed bepalen. Rookdetectoren waarschuwen niet altijd op tijd als
er brand uitbreekt die veroorzaakt wordt door onvoorzichtig handelen of gevaren
die ontstaan bij roken in bed, heftige ontploffingen, gas dat vrijkomt, een
onjuiste opslag van brandbare materialen, overbelasting van de stroomcircuits,
kinderen die met lucifers spelen of brandstichting.
Zelfs als de rookdetector goed werkt, kunnen er omstandigheden zijn waarbij de
detector onvoldoende waarschuwt waardoor niet alle bewoners op tijd weg kun-
nen komen en (dodelijk) letstel niet wordt voorkomen.
Bewegingsdetectoren
Bewegingsdetectoren kunnen alleen beweging binnen de toegewezen ruimten
detecteren, zoals te zien is in de respectieve installatie-instructies. Ze kunnen
geen onderscheid maken tussen inbrekers en bewoners. Bewegingsdetectoren
beveiligen geen volumetrische gebieden. Ze hebben meerdere detectiestralen en
beweging kan alleen worden gedetecteerd in onbelemmerde ruimten die door
deze stralen worden beveiligd. Ze kunnen geen beweging detecteren die plaats-
vindt achter wanden, plafonds, gesloten deuren, glazen puien, glazen deuren of
ramen of onder vloeren. Elke vorm van sabotage, bedoeld of onbedoeld, zoals
het verhullen, verven of spuiten van een willekeurig materiaal op de lenzen,
spiegels, ramen of ander deel van het detectiesysteem, zal de juiste werking
beïnvloeden.
Passieve infraroodbewegingsdetectoren werken door het bepalen van tem-
peratuursverschillen. De effectiviteit van de detectoren kan minder worden wan-
neer de omgevingstemperatuur dicht bij of boven de lichaamstemperatuur komt
of als er bedoelde of onbedoelde warmtebronnen in of dicht bij het detec-
tiegebied komen. Sommige van deze warmtebronnen kunnen verwarmingen, radi-
atoren, ovens, barbecues, open haarden, zonlicht, stoomopeningen,
verlichtingen, enz.
Waarschuwingsapparaten
Waarschuwingsapparaten, zoals sirenes, bellen, claxons of stroboscopen, waar-
schuwen of wekken mensen niet altijd als er een tussenliggende wand of deur
is. Als er waarschuwingsapparaten op een andere etage van het gebouw zijn
geïnstalleerd, is de kans kleiner dat de bewoners worden gewaarschuwd of
gewekt. Hoorbare waarschuwingsapparaten kunnen worden gestoord door andere
geluidsbronnen zoals stereo-installaties, televisies, airconditioners of ande appa-
raten, of verkeer. Hoorbare waarschuwingsapparaten, hoe luid ook, zijn moge-
lijk niet hoorbaar voor iemand met een gehoorhandicap.
Telefoonlijnen
Als telefoonlijnen worden gebruikt om alarmen door te geven, kunnen ze moge-
lijk bepaalde perioden buiten gebruik of in gesprek zijn. Bovendien kan een
indringer de telefoonlijn doorknippen of de werking ervan met geavanceerdere
middelen teniet doen, wat moeijlijk te detecteren kan zijn.
Te late reactie
Er kunnen omstandigheden zijn waarbij het systeem als bedoeld reageert, maar
waarbij de bewoners toch niet beschermd zijn tegen noodgevallen doordat ze
niet tijdig reageren op de waarschuwingen. Als het systeem wordt bewaakt, is
de reactie mogelijk te laat om de bewoners of hun bezittingen te beschermen.
Componentstoring
Hoewel alle inspanningen zijn gedaanom dit systeem zo betrouwbaar mogelijk
te maken, werkt het systeem mogelijk niet zoals bedoeld door het defect raken
van een component.
Onvoldoende testen
De meeste problemen waardoor een alarmsysteem niet werkt zoals is bedoeld,
kunnen worden gevonden door regelmatig te testen en onderhoud te plegen. Het
complete systeem moet wekelijks worden getest en direct na een inbraak,
poging tot inbraak, brand, storm, aardbeving, ongeval of elke con-
structieactiviteit binnen of buiten het terrein. Tot de onderdelen die moeten wor-
den getest behoren alle detectieapparaten, toetsenpanelen, consoles,
alarmindicatieapparaten en alle andere operationele apparaten die deel uitmaken
van het systeem.
Beveiliging en verzekering
Ongeacht de mogelijkheden is een alarmsysteem geen vervanging voor eigen-
dom of een levensverzekering. Een alarmsysteem is geen vervanging voor huis-
eigenaren, huurders of anderen bewoners om zich voorzichtig te gedragen om de
schadelijke gevolgen van een noodsitutatie te voorkomen of minimaliseren.
ALGEMENE WAARSCHUWING
Het volgende is een lijst met waarschuwingen die
van toepassing zijn wanneer deze apparatuur is aan-
gesloten op het Nieuw-Zeelandse telefoonnetwerk.
De toekenning van een Telepermit voor eind-
apparatuur geeft alleen aan dat Telecom heeft
- 32 -