5 LeIdIngen KIeZen en InsTaLLe-
Ren
➔ Signaal- en stuurleiding bij aansluitklemmen met
schroef aansluiting max. 2,5 mm
max. AWG 12), met veerkracht aansluiting max.
1,5 mm
2
(min. AWG 24, max. AWG 12).
➔ Voor de ionisatie- en ontstekingskabel niet-afge-
schermde hoogspanningskabel gebruiken:
FZLSi 1/7 tot 180°C,
bestelnr. 04250410, of
FZLK 1/7 tot 80°C,
bestelnr. 04250409.
➔ De keuze van de stuurleidingen moet volgens
de plaatselijke/landelijke voorschriften worden
gemaakt.
➔ Elektrische invloeden van buitenaf voorkomen.
➔ De bedrading van de BCU niet met samen met
bedrading van frequentieregelaars en andere
sterk stralende bedrading in dezelfde kabelgoot
leggen.
Ionisatie-, uv-kabel
➔ Kabellengte:
bij interne ontsteking max. 5 m (16,4 ft), bij exter-
ne ontsteking (bij bedrijf met twee elektroden of
uv-bewaking) max. 50 m (164 ft), de eisen voor
de ontstekingstransformator in acht nemen.
➔ Door EMC-invloeden wordt het vlamsignaal
gestoord.
➔ Bedrading afzonderlijk (capaciteitsarm) en bij
voorkeur niet in een metalen buis installeren.
pRoFIBus, pRoFIneT, ethernet/Ip
➔ Voor leidingen en stekkers uitsluitend com-
ponenten gebruiken, die aan de betreffende
veldbus-specificaties voldoen.
➔ PROFIBUS, PROFINET en EtherNet/IP zijn
onversleutelde veldbusprotocollen zonder verifi-
catiemechanismen.
➔ RJ45-stekkers met afscherming gebruiken.
➔ Kabellengte: max. 100 m tussen 2 deelnemers.
➔ PROFINET-/PROFIBUS-installatierichtlijnen, zie
www.profibus.com.
➔ Ethernet-installatierichtlijnen, zie www.odva.org.
6 BedRaden
Om ervoor te zorgen dat de BCU niet beschadigd
2
(min. AWG 24,
raakt, moet er op het volgende gelet worden:
– Op de BCU absoluut de branderaarding aanslui-
– verschillende stroomvoorziening voor de
– Bij gebruik in een netstroomcircuit zonder
➔ Fase L1 en nul N niet onderling verwisselen.
➔ Op de ingangen niet de verschillende fasen van
➔ Voor een veilige aarding van behuizing, deksel,
1
2
3
4
➔ Plastic/conduit-wartels met meervoudige
NL-5
opgeLeT
ten om bij bedrijf met één elektrode ongecontro-
leerde vonkvorming te voorkomen.
gaskleppen. De volgende combinaties van BCU
en LM zijn toegestaan:
BCu 4xx..e1 + LM..e1:
stroomvoorziening via L1,
BCu 4xx..e0 + LM..e1:
stroomvoorziening via klem 35,
stroomvoorziening luchtuitgangen via L1,
BCu 4xx..e0 + LM..e0:
stroomvoorziening via klem 35.
geaarde leidingen of bij een netvoeding tussen
de fasen een aan één zijde geaarde scheidings-
transformator gebruiken.
een draaistroomnet aansluiten.
(aansluit-)flensplaat, elektronicablok en een
goede aardleiding tussen BCU en brander de
volgende schroefverbindingen op het juiste
aanhaalkoppel controleren:
4
2
3
Dekselschroeven met 2,4 Nm
Aansluitingen voor randaarde en functionele
aarde
Flensplaatschroeven met 2,4 Nm
M5-schroefklem voor branderaarding met
1,8 Nm
kabeldoorvoer gebruiken. Deze kunnen samen
1