16 veILIgheIdsRIChTLIJnen
Toepassingsgebied: volgens "Industriële installaties
voor warmtebehandelingsprocessen – Deel 2: Vei-
ligheidseisen voor verbrandings- en brandstofsyste-
men" (EN 746-2) in combinatie met brandstoffen en
oxidanten. De BCU 4 kan continu worden gebruikt
(volgens EN 298:2012-12, hoofdstuk 3.126) en
is geschikt voor intermitterend bedrijf (volgens
EN 298:2012-11, hoofdstuk 3.127).
Werkingswijze:
Type 2 volgens EN 60730-1.
Storingsgedrag:
De uitgangssignalen worden elektronisch uitgescha-
keld volgens de karakteristiek van de automatische
werkingswijze B.V.AC.AD.AF.AG.AH (volgens
EN 60730-2-5:2015, hoofdstuk 6.4.3.).
Hoogste waarde van de reactietijd bij vlamstoring:
Deze komt overeen met de veiligheidstijd in bedrijf
en kan tussen 1 tot 4 s geparametreerd worden.
Softwareklasse:
Komt overeen met softwareklasse C, die in een
gelijksoortige, dubbelkanaals architectuur met
vergelijk werkt.
Interfaces
Bedradingswijze:
Aanbrengvorm type X volgens EN 60730-1.
Aarding: via aangesloten aardleiding.
Interne spanningen zijn noch SELV noch PELV.
Potentiaalvrije contacten voldoen aan de eisen voor
SELV.
Communicatie
Voor de communicatie K-SafetyLink wordt de Safety
over EtherCAT
®
-technologie (FSoE, FailSafe over
EtherCAT) gebruikt. Safety over EtherCAT
geregistreerd merk en gepatenteerde technologie
die door Beckhoff Automation GmbH, Duitsland
gelicentieerd wordt.
De technologie K-SafetyLink voldoet aan SIL 3
volgens EN 61508 en is gestandaardiseerd volgens
IEC 61784-3-12 en ETG 5100.
Safety over EtherCAT
®
Fail-Safe-principe, waarbij een inactief signaal de
veilige toestand tot stand brengt. Bij communicatie-
fouten worden alle signalen als inactief geïnterpre-
teerd.
De overdracht van de veiligheidsrelevante gegevens
maakt gebruik van het Black-Channel-principe.
Alle met het communicatiesysteem verbonden ap-
paraten moeten aan de eisen voor laagspannings-
beveiliging (SELV/PELV) voldoen (EN 60730-1).
De eindgebruiker moet zorgen voor de eenduidige
instelling en de parametrering van het Safety-
Link-adres binnen het Ethernet-netwerk.
De instelling en toewijzing van de adressen moeten
voor de inbedrijfstelling gecontroleerd worden door
®
is een
maakt gebruik van het
middel van een in de uitgebreide documentatie
beschreven verificatieprocedure.
17 LogIsTIeK
Transport
Het apparaat beschermen tegen belasting van
buitenaf (schok, klap, trillingen).
Transporttemperatuur: zie pagina 31 (15 Techni-
sche gegevens).
De voor het transport beschreven omgevingsom-
standigheden zijn van toepassing.
Transportschade aan het apparaat of de verpakking
direct melden.
Leveringsomvang controleren.
opslag
Opslagtemperatuur: zie pagina 31 (15 Technische
gegevens).
De voor de opslag beschreven omgevingsomstan-
digheden zijn van toepassing.
Opslagduur: 6 maanden voordat het apparaat voor
het eerst gebruikt wordt, in de originele verpakking.
Mocht de opslagtijd langer zijn, dan wordt de totale
levensduur met deze extra periode verkort.
NL-32