Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Lassen Met Mantelelektroden; Lassen Met Wig Uitrusting - Hercules IW 160 Originele Handleiding

Inhoudsopgave

Advertenties

Anleitung_IW_160_SPK7_1__ 02.07.14 08:31 Seite 72
NL
8. Lassen

8.1 Lassen met mantelelektroden

Voer alle elektrische aansluitingen voor de
stroomtoevoer en voor de lasstroomkring uit. De
meeste mantelelektroden worden aangesloten aan
de pluspool. Er zijn echter enkele soorten elektroden
die aan de minpool worden aangesloten. Volg de
opgaven van de fabrikant betreffende het soort
elektrode en de juiste polariteit. Pas de laskabels
(8/9) aan de snelkoppelingen (5/6) juist aan.
Bevestig dan het niet ommantelde uiteinde van de
elektrode in de elektrodehouder (8) en verbind de
massaklem (9) met het te lassen stuk. Let er daarbij
op dat er een goed elektrisch contact bestaat.
Schakel het apparaat in en stel de lasstroom al
naargelang de gebruikte elektrode in aan de
potentiometer (1).
Let op!
Bij lasstromen hoger dan 130 A (zie rode bereik van
de lasstroomschaal) kunnen snelle zekeringen onder
bepaalde omstandigheden snel reageren.
Houd het lasschild voor het gezicht en wrijf de
elektrodepunt zo op het te lassen stuk, dat u een
beweging uitvoert zoals bij het aanstrijken van een
lucifer. Dit is de beste methode om een lichtboog te
ontsteken. Test op een proefstuk of u de juiste
elektrode en stroomsterkte heeft gekozen.
Elektrode Ø (mm)
1,6
2
2,5
3,2
4,0
Let op!
Tik niet met de elektrode tegen het werkstuk, want
daardoor zou schade kunnen ontstaan en de
ontsteking van de lichtboog worden bemoeilijkt.
Zodra de lichtboog is ontstoken, probeert u een
afstand tot het werkstuk te houden die overeenkomt
met de diameter van de gebruikte elektrode.
De afstand moet zo constant mogelijk blijven terwijl u
last. De elektrode moet in werkrichting 20/30 graden
schuin worden gehouden.
Let op!
Gebruik altijd een tang om verbruikte elektroden te
verwijderen of om net gelaste stukken te bewegen.
Gelieve er rekening mee te houden, dat de
elektrodehouder (8) na het lassen altijd geïsoleerd
moet worden neergelegd.
De slak mag pas na het afkoelen van de naad worden
72
verwijderd.
Als het lassen aan een onderbroken lasnaad wordt
voortgezet, moet men eerst de slak van de
aanzetplaats verwijderen. Bij het verwijderen van de
slak moet u ter bescherming van uw ogen tegen hete
slakspetters of slakspetters met scherpe randen een
veiligheidsbril dragen.

8.2 Lassen met WIG uitrusting

Houd er rekening mee dat al naargelang het
materiaal dat moet worden gelast verschillende
gassen moeten worden gebruikt.
Staal (Fe) = ArCO2
Aluminium (Al) = Ar
(wordt door dit apparaat niet ondersteund)
Roestvrij staal (V2A) = ArO2
(wordt door dit apparaat niet ondersteund)
Het apparaat aansluiten:
1. Verbind de gastoevoeraansluiting (12) met de
drukregelaar aan de gasfles.
Let op!
Let er bij het WIG lassen op om de kabel met de
massaklem (9) aan de pluspool (5) en de WIG
uitrusting aan de minpool (6) aan te sluiten.
2. Sluit de WIG uitrusting aan aan de minpool (6)
Lasstroom (A)
aan de voorkant van het apparaat. Sluit de kabel
40 – 50
met de massaklem (9) aan aan de pluspool (5)
40 – 80
aan de voorkant van het apparaat.
3. Sluit de WIG uitrusting aan aan de gasaansluiting
60 – 110
(10). De gastoevoeraansluiting (12) moet via een
80 – 150
drukregelaar worden aangesloten aan de fles met
120 – 150
inert gas. Het gasdebiet kan aan de drukregelaar
en aan de handgreep van het WIG slangpakket
worden ingesteld. Al naargelang lasstroom en
bewerkt materiaal moet een gasdebiet van ca. 5-
15 l/min worden ingesteld.
4. Voordat u begint te lassen moet de wolfraam
naald spits worden geslepen. Welke wolfraam
naald bij welke lasstroom moet worden gebruikt
kunt u afleiden uit de onderstaande tabel:
Elektrode (wolfraam naald) Ø (mm)
1,6
2,0
2,4
5. Als u de wolfraam naald erin brengt, moet u
ervoor zorgen dat deze ongeveer 5mm uit het
keramische mondstuk steekt.
6. Open nu de gasklep aan de brander.
Lasstroom (A)
10 – 150
100 – 160
150 – 160

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

15.441.22

Inhoudsopgave