Terug naar beginpagina
Instellingen
De originele kleur registreren
U kunt uw originele kleur registreren.
1
Raak [Adjust] aan op het scherm
Panel Color Coordinate.
Het scherm Panel Color RGB Coordinate
verschijnt.
2
Gebruik [2] en [3] om de waarde
voor elke kleur aan te passen.
3
Raak de gewenste presettoets 2
seconden aan.
Panel color scan
U kunt instellen dat de kleur van het paneel
voortdurend het hele kleurenspectrum
doorloopt.
1
Raak [ON] aan bij [Panel Color Scan]
op het scherm Color.
Panel Color Scan wordt op "aan"
ingesteld.
76
76
De achtergrondafbeelding
wijzigen
U kunt een afbeelding van het aangesloten
USB-apparaat laden en deze als
achtergrondafbeelding instellen.
Voordat u deze procedure uitvoert, dient u
het apparaat dat de afbeelding bevat aan te
sluiten.
1
Raak [Background] aan op het scherm
Display Menu.
Het scherm Background verschijnt.
2
Raak [STANDBY] aan.
3
Raak [Memory] aan bij
[User Background].
Het scherm User Background File Select
verschijnt.
4
Selecteer de te laden afbeelding.
5
Raak [Enter] aan.
De geselecteerde afbeelding wordt
geladen en het scherm Background komt
terug.
OPMERKING
• Door [
] aan te raken wordt de afbeelding naar
links gedraaid.
• Door [
] aan te raken wordt de afbeelding naar
rechts gedraaid.
6
Raak [Change] aan bij [Background
Change] op het scherm Background.
7
Selecteer een afbeelding als
achtergrond en raak [Enter] aan.
OPMERKING
•
Zie Afspeelbare media en bestanden
(P.100)
voor specificaties van leesbare afbeeldingen.
• Door [Delete] op het scherm Background aan
te raken wordt de achtergrondafbeelding
verwijderd. Nadat u [Delete] hebt aangeraakt,
verschijnt er een bevestigingsmelding. Volg de
melding op en voltooi de procedure.
Navigatie-instellingen
U kunt de navigatieparameters instellen.
1
Raak op een willekeurig scherm
[Menu] aan.
2
Raak [SETUP] aan.
Het scherm SETUP Menu verschijnt.
Terug naar beginpagina
Instellingen
3
Raak [Navigation] aan.
Het scherm Navigation SETUP verschijnt.
4
Stel de verschillende opties als volgt
in.
NAV Interrupt Speaker
Selecteert de luidsprekers die worden
gebruikt voor de stembegeleiding van het
navigatiesysteem.
Front L: g ebruikt de luidspreker linksvoor voor
stembegeleiding.
Front R: g ebruikt de luidspreker rechtsvoor
voor stembegeleiding.
Front All (standaard): g ebruikt beide
voorluidsprekers voor
stembegeleiding.
NAV Voice Volume
Stelt het volume voor de stembegeleiding van
het navigatiesysteem in. Standaard is dit "25".
NAV Mute
Dempt het volume van de luidsprekers
achterin tijdens stembegeleiding van het
navigatiesysteem. De standaardinstelling is
"ON" (aan).
77