oorzaak
omschrijving van de oorzaak
23
Mogelijk is er een sluiting in het sensorcircuit. Neem connector van sensor los. Druk op reset tot
"r" op display verschijnt. Bij dezelfde storingscode is er in de kabelboom sluiting of is de UBA
defect. Is dit niet het geval, dan is de sensor defect. Meet de weerstand van de sensor door
(zie paragraaf 5.5).
24
Mogelijk is er een onderbreking in het sensorcircuit. Neem connector van sensor los. Maak een
doorverbinding in de bekabeling naar de UBA. Druk op reset tot "r" op display verschijnt.
Bij dezelfde storingscode is er een onderbreking in de kabelboom of is de UBA defect. Is dit niet
het geval, dan is de sensor defect. Meet de weerstand van de sensor door. Zie paragraaf 5.5.
25
De aansluitdraden van de gloeiplug maken geen contact.
Gloeiplug is defect. Meet de weerstand over de gloeiplug (50-300 Ω)
Zekering F1 is defect.
UBA moet tijdens de start 120 VAC (wisselspanning) geven op connector.
Het drukverschil over P1 + en P2 - ( P) is niet goed of onvoldoende. Controleer luchtrestrictie en
26
gasinspuiter op juiste montage, vervuiling en diameter en het toestel op rookgaszijdige verstopping.
27
De 1e en/of 2e gasklep opent niet:
- controleer of er tijdens de ontsteekfase 24 V-spanning op de aansluitdraden van het gasregel-
blok aanwezig is; druk op reset tot "r" op display verschijnt.
- controleer weerstand over branderthermostaat (0-3 Ω), haal hiervoor de bedrading van
branderthermostaat af; druk op reset tot "r" op display verschijnt.
28
De brander krijgt te weinig gas of er zit lucht in de gasleiding:
- controleer voordruk.
- controleer gas/lucht-drukverschil bij maximale en minimale belasting indien stuurleiding niet
verstopt of lek is; druk op reset tot "r" op display verschijnt.
- controleer gas/luchtverhouding (-5 Pa / - 0,05 mbar).
29
Controleer de aardkabelaansluitingen.
Controleer de aansluiting van de ionisatiepen.
Meet de ionisatiestroom (zie paragraaf 2.3.4). Druk op reset tot "r" op display verschijnt.
30
Controleer netspanning tijdens bedrijf (230 VAC).
De resetknop is te kort ingedrukt. Druk op reset tot "r" op display verschijnt.
31
Kortsluiting in 24 V-circuit (driewegklep of UBA-kroonsteen).
Spoor kortsluiting op en vervang zekering F3 in UBA. Druk op reset tot "r" op display verschijnt.
32
Controleer of de dubbele bedrading aan de rechterzijde op kroonsteenaansluiting 2, 6, 9, 11
correct aangesloten zijn.
33
Gasvoordruk is te laag. Controleer deze tijdens bedrijf op maximaal vermogen. Voordruk moet
bij aardgas groter dan 20 mbar zijn (25 mbar - 17%). Druk op reset tot "r" op display verschijnt.
34
Gaskleppen sluiten niet:
- controleer spanning op gasregelblok; wanneer spanning hoger is dan 20 V na einde warmte
vraag, controleer de UBA door tijdelijk een andere UBA aan te sluiten.
- als er ionisatie is terwijl toestel niet brandt, controleer dan ionisatiecircuit; als UBA en ionisatie
goed zijn, vervang dan gasregelblok.
35
KIM defect of niet goed aangesloten. Na starten draait ventilator even en stopt dan weer.
Controleer de KIM-connector en ventilatorconnector op de juiste aansluiting (aandrukken).
Schakel netspanning af en schakel netspanning weer in. Druk op reset tot "r" op display
verschijnt. Wanneer KIM defect is, raadpleeg de Nefit servicedienst.
36
Doorverbinding gasdrukwachter in kabelboom (lila-rood / roze) of connector op achterzijde UBA
zit los.
37
KIM defect of niet goed aangesloten. Controleer de KIM-connector en ventilatorconnector op de
juiste aansluiting (aandrukken). Schakel netspanning af en schakel netspanning weer in. Druk op
reset tot "r" op display verschijnt.Wanneer KIM defect is, raadpleeg de Nefit servicedienst.
Installatie-instructie Nefit EcomLine Excellent HR-toestellen
4.
DIAGNOSE TOESTELGEDRAG
4-7