WARMTAPWATERCIRCUIT
Een circulatiepomp kan worden aangestuurd door S1155
voor de circulatie van het warmtapwater. Het circulerende
water moet een temperatuur hebben waarmee bacteriegroei
en brandwonden worden voorkomen en landelijke standaar-
den moeten worden nageleefd.
De HWC-retour is aangesloten op een vrijstaande boiler.
De circulatiepomp wordt geactiveerd via de AUX-uitgang in
menu 7.4 -"Te selecteren in-/uitgangen".
HWC kan worden uitgebreid met een warmtapwatersensor
voor HWC (BT70) en (BT82) die wordt aangesloten via de
AUX-ingang en wordt geactiveerd in menu 7.4 -"Te selecte-
ren in-/uitgangen".
BUFFERVAT (UKV)
UKV is een buffervat dat geschikt is voor aansluiting op een
warmtepomp of een andere externe warmtebron en dat een
aantal verschillende toepassingen kan hebben.
Zie de installatiehandleiding voor meer informatie over het
accessoire.
Volume
Een buffervat met 2 leidingen wordt gebruikt wanneer het
systeemvolume in het klimaatsysteem lager is dan het mini-
maal aanbevolen volume voor de warmtepomp.
NIBE S1155
-QZ1
-QZ1-FQ3
-QZ1-RN1
-QZ1-RM1
-QZ1-GP11
VASTE AANVOERTEMPERATUUR
Als de warmtepomp moet werken richting een buffervat
met vaste temperatuurinstelling moet u een externe aan-
voertemperatuursensor (BT25) aansluiten. De sensor wordt
in de tank geplaatst.
De aansluiting voor de boiler (XL9) op S1155 is afgedicht.
De volgende menu-instellingen worden verricht:
Menu
1.30.4 - min. aanv.temp. verw
1.30.6 - max. aanvoertemp.
7.1.2.1 - bedr.modus circulatie-
pomp
4.1 - bedrijfsstand
GRONDWATERSYSTEEM
Een tussenliggende warmtewisselaar wordt gebruikt om de
wisselaar van de warmtepomp tegen vuil te beschermen.
Het water wordt geloosd in een infiltratie-eenheid onder de
grond of een geboorde bron. Het circuit tussen de warmte-
pomp en de tussenliggende warmtewisselaar moet worden
vermengd met antivries. Zie pagina "Mogelijke selecties AUX-
uitgang" voor meer informatie over het aansluiten van een
grondwaterpomp.
Als deze aansluiting wordt gebruikt, moet "min. T bron uit"
in menu 7.1.2.8 "bronpomp al.instelling" worden gewijzigd
naar een geschikte waarde om bevriezing van de warmte-
wisselaar te voorkomen.
-EP12
-EP12-AA25
-EP12-EP4
-EP12-HQ40
-EP12-GP3
Hoofdstuk 4 | Aansluiting van de leidingen
Menu-instelling (plaatselijke
variaties kunnen vereist zijn)
Gewenste temperatuur in de
tank.
Gewenste temperatuur in de
tank.
intermitterend
handmatig
15