5.3.3 - Milieu
Kantel het apparaat niet.
Zorg ervoor dat de snoeren de vrije beweging van mensen niet belemmeren.
Gebruik het apparaat niet in de buurt van ioniserende straling.
Het apparaat moet worden aangesloten op een stopcontact in de buurt dat gemakkelijk toegankelijk moet zijn. De vereiste netsnoeren
hebben een aansluiting die ten minste 125% van de nominale stroom van de apparatuur ondersteunt.
Gebruik een maximaal impedantienetwerk van 4Ω.
Gebruik dit product niet in explosiegevaarlijke omgevingen.
Stel het apparaat niet bloot aan spattend water of watermist.
Steek geen metalen voorwerpen in het apparaat om het risico van een elektrische schok, kortsluiting of uitstoot van gevaarlijke stoffen te
voorkomen.
ÉLECTROCUTION ELEKTROCUTIE
Accidentele penetratie van vloeistof in de behuizing.
Controleer voor elk gebruik de waterdichtheid van de reservoirs van de leidingen. Als er vloeistof in het apparaat komt, raak het apparaat
dan niet aan en trek onmiddellijk de stekker van het netsnoer uit het stopcontact. Zorg ervoor dat het oppervlak van het apparaat volledig
droog is voordat u de voedingskabel opnieuw aansluit.
5.3.4 - Gebruik van het apparaat
Verplaats het apparaat niet tijdens gebruik.
We adviseren u ten zeerste het koppel te beperken om de aanbevelingen van de fabrikanten voor de gebruikte instrumenten niet te over-
schrijden. Dit is om het risico van verwonding en schade aan instrumenten te beperken.
Wanneer u klaar bent, verwijdert u de spanning van het apparaat. Ontkoppel het van de elektrische sector wanneer het langdurig niet
wordt gebruikt.
5.3.5 - Opslagomstandigheden
Aanbevolen omstandigheden : bewaar weg van vocht en op kamertemperatuur.
Bewaar weg van de zon, vonken en andere ontstekingsbronnen.
Temperatuur : van –20°C tot +70°C
Vochtigheidsgraad van de lucht : van 5% tot 95%.
Incompatibele materialen : zuren en andere oplosmiddelen.
5.3.6 - Peristaltische pomp
Vermijd het gebruik van de pomp als de irrigatielijn verstopt of afgesloten is door een klem.
Plaats de vloeistof die moet worden gepompt altijd boven de pomp om een optimale werking te garanderen.
Houd de rollen van de kop van de pomp en alle bewegende onderdelen altijd schoon en vrij van verontreinigingen en vuil.
Open de kap niet terwijl de pomp draait.
Raak geen draaiende onderdelen aan met de vingers als de pomp in werking is.
Probeer hem nooit alleen te repareren.
5.3.7 - Micromotor en kabel van de micromotor
Raadpleeg de handleiding die bij de micromotor en/of de kabel van de micromotor is geleverd om kennis te nemen van alle veiligheids-
en bedieningspunten.
a
®
-
nl- GEBRUIKERSHANDLEIDING
125