❹ Probleemoplossing
• Wij verzoeken u voordat u contact opneemt met uw dealer eenvoudige controles uit te voeren
in geval van storing aan de hand van de volgende tabellen.
• Als het probleem aanhoudt, neem contact op met uw verkoper.
•
: Acties voorbehouden aan een gekwalificeerde monteur
4.1 I Gedrag van het apparaat
• Wanneer de ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de warmtepomp met het verwarmen:
de temperatuur van het water is hoger dan of gelijk aan de gewenste temperatuur.
• Wanneer het waterdebiet nul of onvoldoende is, zal de warmtepomp stoppen: controleer of het
Het apparaat
water correct stroomt in de warmtepomp (zie § "2.2 I Presentatie van de gebruikersinterface")
begint niet
en dat de hydraulische aansluitingen correct zijn uitgevoerd.
onmiddellijk op te
• De warmtepomp stopt wanneer de buitentemperatuur lager is dan -12 °C.
warmen
• Het is mogelijk dat de warmtepomp een defect heeft gedetecteerd (zie § "4.2 I Weergave
foutcode").
• Als deze punten zijn gecontroleerd en het probleem aanhoudt: neem contact op met uw
verkoper.
• Dit water wordt condenswater genoemd. Het is het vocht in de lucht dat condenseert bij
contact met sommige koelorganen in de warmtepomp, met name op de verdamper. Hoe
vochtiger de buitenlucht is, hoe meer condens uw warmtepomp produceert (uw apparaat
kan meerdere liters water per dag afvoeren). Dit water wordt opgevangen door de basis
Het apparaat loost
van de warmtepomp en door de elleboog voor condensafvoer (zie § "1.2 I Hydraulische
water
aansluitingen").
• Om te controleren of het water niet afkomstig is van een lek in het zwembadcircuit op de
warmtepomp, stop de warmtepomp en start de filtratiepomp zodat het water door de
warmtepomp stroomt. Als het water blijft lekken via de condensafvoer is er een lek in de
warmtepomp, neem dan contact op met uw verkoper.
De verdamper
• Uw warmtepomp zal binnenkort met een ontdooicyclus beginnen om het ijs te doen smelten.
wordt omgeven
• Als uw warmtepomp de verdamper niet kan doen ontdooien, zal deze vanzelf stoppen, dit
door ijs
betekent dat de buitentemperatuur te laag is (lager dan -12ºC).
• De machine bevindt zich op het eind van de ontdooicyclus, en komt als damp uit het rooster.
Het apparaat
• Als uw warmtepomp zich niet in een ontdooicyclus bevindt, is dit niet normaal. De
"rookt"
warmtepomp onmiddellijk uitschakelen en loskoppelen, neem contact op met uw dealer.
•
Als er niets op scherm wordt weergegeven, controleer dan de voedingsspanning en
zekering F2.
• Wanneer de ingestelde temperatuur is bereikt, stopt de warmtepomp met het verwarmen:
de temperatuur van het water is hoger dan of gelijk aan de gewenste temperatuur.
• Wanneer het waterdebiet nul of onvoldoende is, zal de warmtepomp stoppen: controleer
Het apparaat werkt
of het water correct stroomt in de warmtepomp (zie § "2.2 I
niet
gebruikersinterface").
• De warmtepomp stopt wanneer de buitentemperatuur lager is dan -12 °C of stijgt boven
+40 °C.
• Het is mogelijk dat de warmtepomp een defect heeft gedetecteerd (zie § "4.2 I Weergave
foutcode").
• Controleer dat de automatische watervulregelaar (zie schema § "2.3 I Inwerkingstelling") niet
in de open stand wordt geblokkeerd. Dit zou een continue toevoer van koud water in het
zwembad veroorzaken, en zou de temperatuurstijging beletten.
• Er is te veel warmteverlies: installeer een geïsoleerde bedekking op uw zwembad.
Het apparaat
• De warmtepomp kan niet genoeg calorieën opnemen omdat de verdamper vuil is: reinig deze
werkt, maar de
om diens prestaties te recupereren (zie § "3.2 I Onderhoud").
watertemperatuur
• Controleer of de externe omgeving de goede werking van de warmtepomp niet in het gedrang
stijgt niet
brengt (zie § "❶ Installatie").
•
Controleer of de warmtepomp goed gedimensioneerd is voor het zwembad en diens
omgeving.
De ventilator
• Als de buitentemperatuur laag is, zal de warmtepomp, bij normale werking, een ontdooicycli
draait, maar de
uitvoeren.
compressor stopt
• De warmtepomp kan niet genoeg calorieën opnemen omdat de verdamper vuil is. Reinig deze
nu en dan zonder
om diens prestaties te recupereren (zie § "3.2 I Onderhoud").
foutmelding
Het apparaat
•
Controleer of de stroombreker correct gedimensioneerd is en of de doorsnede van de
doet de
gebruikte kabel correct is (zie § "5.2 I Technische kenmerken").
stroomonderbreker
uitslaan
•
De voedingsspanning is te laag: neem contact op met uw elektriciteitsleverancier.
NL
Presentatie van de
20