1
2
AFBEELDING
21 Hydraulische
S
en remaansluitingen
5
3
4
AFBEELDING
22 Hydraulische
S
steunvoorziening
GEVAAR
Tijdens het vullen mogen zich geen personen
in de buurt van de ventilatie en ontluchtings
afvoer bevinden. Omdat hier gassen naar
buiten kunnen komen, kunnen deze tot adem
halingsklachten leiden.
52
Aanhangen van de pomptankwagen
T
Z Rij voorzichtig naar het trekoog van de pomptankwagen toe.
Z Hang de pomptankwagen aan. Controleer of het trekoog vastzit in
de aanhangopening.
Z Sluit de verbindingskabel aan en controleer de signaalvoorzieningen
bij de pomptankwagen.
Z Sluit de koppelingskop van de reminstallatie in schone staat aan en
stel de remkrachtregelaar af.
¬ De remkrachtregelaar moet uitsluitend worden ingesteld als de
reminstallatie zonder ALBregelaar is uitgerust.
Z Neem bij de gescheiden rem de gekleurde markering van de koppe
lingskoppen voor voorraad
Z Schuif de steunzuiger
Z Klap de steunvoet
transportstand.
Z Zet de steunvoorziening van de trekdissel op transportstand en borg
deze.
Z Koppel de hydraulische slangleidingen volgens markering (zie positie
12 in hoofdstuk "2.3.2. Van uitvoering afhankelijke stickers", pagina 23)
en in schone staat aan. Let hierbij op een drukarme retourleiding!
Z Verwijder de stopblokken en hang deze in de houder.
Z Zet de blokkeerrem los.
Z Voer een functietest van de rem uit.
Klaar
z
7.3. Tank vullen
De pomptankwagen mag uitsluitend in aangekoppelde staat worden gevuld. De
gier moet zich in pompbare staat bevinden. De tank kan worden gevuld door
eigen of externe vulling.
7.3.1. Vulpeilhoogte vastleggen
Om de maximaal toegestane belasting niet te overschrijden moet de vulpeil
hoogte van de pomptankwagen worden vastgelegd vóór de eerste toepassing.
Afhankelijk van de uitvoering van de vulpeilindicatie (met of zonder sensor) bij
uw pomptankwagen moet u daarvoor als volgt te werk gaan:
(rood) en rem
1
naar binnen en verwijder de borgbout
4
omhoog en borg deze met de borgbout
4
Tank vullen
(geel) in acht.
2
.
3
in de
3
Pomptankwagen gebruiken