Pagina 1
Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen ERA200AMYFB ERA250AMYFB ERA300AMYFB...
Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Over dit document Betekenis van de waarschuwingen en symbolen......................2 Algemene veiligheidsmaatregelen Voor de installateur................................ 2.1.1 Algemeen ............................... 2.1.2 Plaats van installatie ............................2.1.3 Koelmiddel — in geval van R410A of R32 ..................... 2.1.4 Elektrisch................................ 3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel ......................
Pagina 3
Inhoudsopgave 12 Als afval verwijderen Voor de installateur 13 Over de doos 13.1 De buitenunit uitpakken..............................13.2 De buitenunit hanteren..............................13.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen ..................... 13.4 De transportbescherming verwijderen.......................... 14 Over de units en opties 14.1 Identificatielabel: Buitenunit............................
Pagina 4
Inhoudsopgave 18.5 Koelmiddel vullen ................................18.6 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel ........................100 18.7 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen aanbrengen .................... 100 18.8 Verbindingen van koelmiddelleidingen controleren op lekkage na het vullen van koelmiddel ........101 19 Elektrische installatie 19.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading......................
De installatie voorbereiden, referentiegegevens,… Gedetailleerde stap-voor-stapinstructies en achtergrondinformatie voor basis- en gevorderd gebruik Formaat: Digitale bestanden op https://www.daikin.eu. Gebruik de zoekfunctie om uw model te vinden. De nieuwste revisie van de meegeleverde documentatie staat op de regionale Daikin-website en is verkrijgbaar via uw dealer.
Pagina 6
Over dit document WAARSCHUWING Duidt op een situatie die de dood of ernstige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben. WAARSCHUWING: ONTVLAMBAAR MATERIAAL VOORZICHTIG Duidt op een situatie die kleine of matige verwondingen als gevolg zou kunnen hebben. OPMERKING Duidt op een situatie die schade aan apparatuur of eigendom zou kunnen berokkenen.
WAARSCHUWING Zorg ervoor dat de materialen die voor de installatie en de testen gebruikt worden, voldoen aan de geldende wetgeving (bovenop de instructies beschreven in de Daikin- documentatie). WAARSCHUWING Scheur plastic verpakkingen aan stukken en gooi deze weg zodat niemand, en zeker geen kinderen, ermee kan spelen.
Algemene veiligheidsmaatregelen VOORZICHTIG ▪ Plaats GEEN voorwerpen, apparatuur of uitrustingen bovenop de unit. ▪ Klim, zit of sta NIET op de unit. OPMERKING Werkzaamheden aan de buitenunit worden best gepland bij droog weer om waterinsijpeling te voorkomen. Conform de geldende wetgeving kan een logboek bij het product vereist worden; in dit logboek dienen dan minstens de volgende zaken bijgehouden: informatie over het onderhoud, de reparatiewerkzaamheden, de resultaten van testen, de stilstandperioden, enz.
Pagina 9
Algemene veiligheidsmaatregelen GEVAAR: RISICO OP ONTPLOFFING Afpompen – Koelmiddellekken. Als u het systeem wil afpompen en er zit een lek in het koelmiddelcircuit: ▪ Gebruik NIET de automatische afpompfunctie van de unit die al het koelmiddel uit het systeem naar de buitenunit kan sturen. Mogelijk gevolg: Zelfontbranding en explosie van de compressor door lucht die in de draaiende compressor terechtkomt.
Algemene veiligheidsmaatregelen ▪ Ongeacht of de unit wel of niet in de fabriek met koelmiddel is gevuld, in beide gevallen moet u misschien extra koelmiddel bijvullen, afhankelijk van de leidingmaten en -lengtes van het systeem. ▪ Gebruik ALLEEN gereedschap dat enkel en alleen voor het soort koelmiddel bedoeld is om de vereiste drukweerstand te kunnen garanderen en om te beletten dat vreemde stoffen in het systeem terechtkomen.
Pagina 11
Algemene veiligheidsmaatregelen WAARSCHUWING ▪ Gebruik ALLEEN koperen draden. ▪ De lokale bedrading moet voldoen aan de nationale bedradingsvoorschriften. ▪ Alle lokale bedradingen MOETEN conform met het product meegeleverd bedradingsschema worden uitgevoerd. ▪ Knijp NOOIT gebundelde kabels samen en controleer of ze NIET met leidingen of scherpe randen in contact komen.
Pagina 12
Algemene veiligheidsmaatregelen OPMERKING ALLEEN van toepassing als de elektrische voeding driefasig is en de compressor een AAN/UIT-startmethode heeft. Als een fase zich na een tijdelijke stroomondervbreking kan omkeren en de stroomtoevoer gaat AAN en UIT terwijl het systeem in bedrijf is, installeer dan plaatselijk een beveiligingscircuit tegen faseomkering.
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur 3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na. Installatieplaats (zie "16.1 Installatieplaats voorbereiden" [ 70]) WAARSCHUWING Houd rekening met de afmetingen van de serviceruimte in deze handleiding voor een correcte installatie van de unit. Zie "26.1 Ruimte voor service: Buitenunit" [ 149].
Pagina 14
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG De leidingen MOETEN worden geïnstalleerd zoals beschreven in "17 Installatie van de leidingen" 79]. Alleen mechanische verbindingen (bv. braseren+flareverbindingen) die conform de nieuwste versie van ISO14903 zijn, kunnen worden gebruikt. Legeringen voor solderen met lage temperatuur mogen niet worden gebruikt om leidingen aan te sluiten.
Pagina 15
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur WAARSCHUWING Verwijder de dichtgeknepen leiding NOOIT door hardsolderen. Gas of olie die nog overblijft in de afsluiter kan de dichtgeknepen leiding wegblazen. Koelmiddel vullen (zie "18 Koelmiddel vullen" [ 95]) WAARSCHUWING ▪ Het koelmiddel in de unit is weinig ontvlambaar, maar lekt normaal NIET. Als het koelmiddel in de kamer lekt en in contact komt met vuur van een brander, een verwarming of een fornuis, dan kan er brand ontstaan of kan een schadelijk gas worden gevormd.
Pagina 16
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur WAARSCHUWING ▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken. ▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon. Een onvolledige aarding kan elektrische schokken veroorzaken.
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur VOORZICHTIG Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de binnenunit(s) wordt gewerkt. Bij het proefdraaien zullen NIET ALLEEN de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk. VOORZICHTIG Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat.
Pagina 18
Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur WAARSCHUWING De installatie, service, onderhoud en reparaties moeten overeenstemmen met de instructies van Daikin en met de geldende wetgeving (bijvoorbeeld de nationale gasregelgeving) en mogen ALLEEN door bevoegde personen worden uitgevoerd. WAARSCHUWING ▪ Neem de nodige voorzorgsmaatregelen om overmatig trillen of pulseren op koelmiddelleidingen te voorkomen.
Voor de gebruiker ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 – 2024.09...
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker 4 Veiligheidsinstructies voor de gebruiker Leef altijd de volgende veiligheidsinstructies en voorschriften na. In dit hoofdstuk Algemeen ....................................Instructies voor veilig gebruik ..............................4.1 Algemeen WAARSCHUWING Indien u twijfels heeft over de bediening van de unit, neem contact op met uw dealer.
4.2 Instructies voor veilig gebruik WAARSCHUWING De installatie, service, onderhoud, reparaties en gebruikte materialen moeten overeenstemmen met de instructies Daikin (inclusief alle documenten vermeld in"documentatieset") en daarnaast ook met de geldende wetgeving en mogen alleen door bevoegde personen worden uitgevoerd.
Pagina 22
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker VOORZICHTIG Gebruik het systeem NIET wanneer een rookvormig insecticide in de ruimte wordt verspreid. Anders zouden de chemische stoffen zich in de unit kunnen ophopen, met gevaar voor de gezondheid van mensen die overgevoelig zijn voor chemische stoffen. VOORZICHTIG Langdurige blootstelling van uw lichaam aan de luchtstroom is ongezond.
Pagina 23
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker VOORZICHTIG: Kijk uit voor de ventilator! De unit inspecteren met een draaiende ventilator is gevaarlijk. Schakel hoofdschakelaar altijd alvorens onderhoudswerkzaamheden uit te voeren. VOORZICHTIG Controleer na langdurig gebruik of de staander en bevestiging niet beschadigd zijn. Bij beschadiging dreigt de unit te vallen en letsel te veroorzaken.
Pagina 24
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker WAARSCHUWING ▪ Doorboor of verbrand GEEN onderdelen van de koelmiddelcyclus. ▪ Gebruik GEEN andere schoonmaakmiddelen manieren om het ontdooien te versnellen dan die aanbevolen door de fabrikant. ▪ Denk eraan dat het koelmiddel in het systeem geurloos "9.3 Dienst-na-verkoop" [ 37]) Dienst-na-verkoop en garantie (zie...
Pagina 25
Veiligheidsinstructies voor de gebruiker VOORZICHTIG Raak de lamellen van de warmtewisselaar NIET aan. Deze lamellen zijn scherp en kunnen snijwonden veroorzaken. ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 – 2024.09...
Over het systeem 5 Over het systeem De ERA gebruikt R32-koelmiddel, dat als A2L geclassificeerd staat en weinig ontvlambaar is. Om te voldoen aan de eisen voor verhoogde dichtheid van koelsystemen en IEC60335-2-40 moet de installateur extra maatregelen nemen. "3.1 Instructies voor apparatuur met R32-koelmiddel" ...
Over het systeem 5.1 Systeemlay-out INFORMATIE De volgende afbeelding is slechts een voorbeeld en komt mogelijk NIET volledig overeen met de lay-out van uw systeem. Aansluiting AHU O / U A H U E K E X V A B R C E K E A C o n t r .
Pagina 28
Over het systeem INFORMATIE Een luchtgordijn is een product voor alleen verwarmen dat voornamelijk ontworpen is voor het voorzien van een luchtscheiding. Dit betekent dat het niet in de categorie comfortproducten valt. ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 –...
Gebruikersinterface 6 Gebruikersinterface VOORZICHTIG ▪ Raak de interne delen van de controller NOOIT aan. ▪ Verwijder het voorpaneel NIET. Sommige onderdelen in het toestel aanraken is gevaarlijk en kan problemen met het toestel veroorzaken. Neem contact op met uw dealer voor controle en afstelling van de interne delen. Deze gebruiksaanwijzing geeft een niet-beperkend overzicht van de belangrijkste functies van het systeem.
Werking 7 Werking In dit hoofdstuk Voor het gebruik ..................................Werkingsbereik..................................Gebruik van het systeem................................ 7.3.1 Over het gebruik van het systeem......................... 7.3.2 Over koelen, verwarmen, alleen ventileren en automatische werking..............7.3.3 Over verwarmen ..............................7.3.4 Gebruik van het systeem (ZONDER keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening)....7.3.5 Gebruik van het systeem (MET keuzeschakelaar koelen/verwarmen op de afstandsbediening) .......
Werking Om te voorkomen dat er condens wordt gevormd en water uit de unit druppelt. Als de temperatuur of de vochtigheid buiten deze limieten valt, kunnen beveiligingen geactiveerd worden, waardoor de unit mogelijk niet functioneert. Het bovenstaande werkingsbereik geldt alleen wanneer binnenunits met directe expansie op het ERA -systeem zijn aangesloten.
Werking Warme start Om te voorkomen dat bij het begin van verwarmen koude lucht uit een binnenunit wordt geblazen, wordt de binnenventilator automatisch stilgelegd. Op het display van de gebruikersinterface wordt aangegeven. Het kan even duren voordat de ventilator begint te werken. Dit is echter geen storing. INFORMATIE ▪...
Pagina 33
Werking Koelen Verwarmen Alleen ventileren 2 Druk op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface. Resultaat: Het bedrijfslampje licht op en het systeem begint te werken. Stoppen 3 Druk opnieuw op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface. Resultaat: Het werkingslampje gaat uit en het systeem stopt. OPMERKING Schakel de voeding niet meteen uit nadat de unit is gestopt, maar wacht minstens 5 minuten.
Energie besparen en optimale werking 8 Energie besparen en optimale werking Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht om voor een optimale werking van het systeem te zorgen. ▪ Stel de luchtuitlaat zo in dat de lucht niet rechtstreeks op de aanwezige personen wordt geblazen.
Energie besparen en optimale werking 8.1 Beschikbare hoofdgebruiksmethoden Basis De koelmiddeltemperatuur wordt vastgelegd onafhankelijk van de situatie. Automatisch De koelmiddeltemperatuur wordt ingesteld afhankelijk van de buitentemperatuur. De koelmiddeltemperatuur wordt zo aangepast aan de vereiste belasting (die ook overeenstemt met de buitentemperatuur). Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv.
Onderhoud en service 9 Onderhoud en service In dit hoofdstuk Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service ......................Over het koelmiddel ................................Dienst-na-verkoop .................................. 9.3.1 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie ....................... 9.3.2 Aanbevolen onderhouds- en inspectiecycli......................9.3.3 Verkorte onderhouds- en vervangingscycli......................9.1 Voorzorgsmaatregelen voor onderhoud en service VOORZICHTIG "4 ...
Onderhoud en service 9.3 Dienst-na-verkoop 9.3.1 Aanbevelingen voor onderhoud en inspectie Aangezien zich na verschillende jaren van gebruik stof kan ophopen in de unit, zullen de prestaties van de unit enigszins afnemen. Het demonteren en schoonmaken van de binnenkant van units vereist een zekere technische kennis. Om voor een optimaal onderhoud van uw units te zorgen, raden wij aan de normale onderhoudswerkzaamheden aan te vullen met een onderhouds- en inspectiecontract.
Onderhoud en service ▪ Normaal gebruik zonder veelvuldig starten en stoppen van de unit. Afhankelijk van het model, bevelen wij aan het toestel niet meer dan 6 keer/uur te starten en te stoppen. ▪ Er wordt uitgegaan van een gebruik van 10 uur/dag en 2.500 uur/jaar. OPMERKING ▪...
Pagina 39
Onderhoud en service OPMERKING ▪ In de tabel staan de belangrijkste onderdelen. Raadpleeg uw onderhouds- en inspectiecontract voor meer informatie. ▪ De tabel geeft de aanbevolen vervangingsintervallen aan. Om de unit evenwel zo lang mogelijk te laten meegaan, is het mogelijk dat u het onderhoud vroeger moet uitvoeren.
Opsporen en verhelpen van storingen 10 Opsporen en verhelpen van storingen Als zich één van de volgende problemen voordoet, neem dan onderstaande maatregelen en neem contact op met uw verdeler. WAARSCHUWING Stop de werking en schakel de voeding UIT als er zich iets abnormaals voordoet (brandgeur, enz.).
Pagina 41
Opsporen en verhelpen van storingen Storing Maatregel Het systeem werkt wel ▪ Controleer of de luchtinlaat of -uitlaat van de voor alleen ventileren, buitenunit of de binnenunit niet geblokkeerd is. maar stopt meteen bij het Verwijder eventuele obstakels en zorg ervoor dat verwarmen of koelen.
Opsporen en verhelpen van storingen 10.1 Foutcodes: Overzicht Neem contact op met uw installateur wanneer een storingscode op het scherm van de gebruikersinterface van de binnenunit staat. Geef hem de storingscode door, het unittype en het serienummer (deze laatste twee vindt u op het naamplaatje van de unit).
Pagina 43
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdcode Inhoud Storing perstemperatuursensor (buitenunit) Storing aanzuigtemperatuursensor (buitenunit) Storing ontdooitemperatuursensor (buitenunit) of storing gastemperatuursensor warmtewisselaar (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing vloeistoftemperatuursensor (batterij) (buitenunit) Storing gastemperatuursensor (na onderkoeling HE) (buitenunit) Storing hogedruksensor (S1NPH) Storing lagedruksensor (S1NPL) Probleem INV-printplaat Lameltemperatuur abnormaal...
Opsporen en verhelpen van storingen 10.2 Symptomen die geen storingen van het systeem zijn De volgende symptomen zijn GEEN storingen van het systeem: 10.2.1 Symptoom: Het systeem werkt niet ▪ De airconditioner start niet meteen nadat u op de AAN/UIT-knop van de gebruikersinterface drukt.
Opsporen en verhelpen van storingen ▪ Er is een "pishi-pishi" knarsend geluid hoorbaar wanneer het systeem stopt na het verwarmen. Dit geluid wordt geproduceerd door het uitzetten of krimpen van plastic onderdelen door het temperatuurverschil. 10.2.7 Symptoom: De airconditioners maken lawaai (binnenunit, buitenunit) ▪...
Verplaatsen 11 Verplaatsen Neem contact op met uw dealer om de volledige unit te verwijderen en opnieuw te installeren. Het verplaatsen van units vereist een zekere technische kennis. ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 –...
Als afval verwijderen 12 Als afval verwijderen Deze unit werkt met fluorkoolwaterstof (HFK). Neem contact op met uw dealer wanneer u deze unit verwijdert. Het is bij wet verplicht om het koelmiddel te verzamelen, transporteren en verwijderen volgens de voorschriften voor "verzamelen en vernietigen van HFK's".
Voor de installateur ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 – 2024.09...
Over de doos 13 Over de doos Houd rekening met de volgende zaken: ▪ De unit MOET bij de levering gecontroleerd worden op beschadiging en volledigheid. Elke vorm van beschadiging of ontbrekende onderdelen MOET onmiddellijk aan de schadeverantwoordelijke van de transporteur worden gemeld.
Over de doos ERA250+300 4× 13.2 De buitenunit hanteren VOORZICHTIG Raak de luchtinlaat of de aluminium vinnen van de unit NIET aan, dit om letsels te voorkomen. Vorkheftruck. Als de unit op de pallet Kraan. Voor ERA250+300-modellen blijft staan, kunt u ook een vorkheftruck kunt u ook een kraan gebruiken en de gebruiken.
Over de doos ERA200 ±134 ERA250+300 ±163 13.3 Om de toebehoren van de buitenunit uit te nemen 1 Verwijder het servicedeksel. Zie "16.2.2 De buitenunit openen" [ 75]. 2 Verwijder de accessoires. ERA200 ERA250+300 1× 1× 1× 1× 2× 1× 1× 1× 2×...
Pagina 52
Over de doos De transportbeveiliging die de unit beschermt tijdens het transport moet worden verwijderd. Ga te werk zoals afgebeeld en hierna beschreven. 1 Verwijder de bout (a) en vulringen. 2 Verwijder de transportbeveiliging (b) zoals hierna afgebeeld. a Bout b Transportbeveiliging ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker...
Over de units en opties 14 Over de units en opties In dit hoofdstuk 14.1 Identificatielabel: Buitenunit..............................14.2 Over de buitenunit ................................. 14.3 Systeemlay-out ..................................14.4 Combinaties van units en opties ............................14.4.1 Over combinaties van units en opties ........................14.4.2 Mogelijke opties voor de buitenunit ........................
Over de units en opties 14.3 Systeemlay-out WAARSCHUWING De installatie MOET voldoen aan de vereisten die gelden voor deze R32-apparatuur. "15 Speciale vereisten voor R32-units" [ 57] voor meer informatie. INFORMATIE De volgende afbeelding is slechts een voorbeeld en komt mogelijk NIET volledig overeen met de lay-out van uw systeem.
Over de units en opties f Gecentraliseerde controller (optioneel) INFORMATIE Een luchtgordijn is een product voor alleen verwarmen dat voornamelijk ontworpen is voor het voorzien van een luchtscheiding. Dit betekent dat het niet in de categorie comfortproducten valt. 14.4 Combinaties van units en opties INFORMATIE Sommige opties zijn mogelijk NIET verkrijgbaar in uw land.
Pagina 56
Over de units en opties De externe besturingsadapter moet in de binnenunit worden geïnstalleerd. ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 – 2024.09...
Speciale vereisten voor R32-units 15 Speciale vereisten voor R32-units In dit hoofdstuk 15.1 Vereisten voor compatibele luchtgordijnen .......................... 15.1.1 Vereisten voor de installatieruimte ........................15.1.2 Vereisten systeemlay-out ............................15.1.3 Vereiste veiligheidsmaatregelen bepalen ......................15.1.4 Veiligheidsmaatregelen ............................15.2 Vereisten voor luchtbehandelingsunits ..........................15.1 Vereisten voor compatibele luchtgordijnen INFORMATIE In dit deel wordt de term "binnenunit"...
Speciale vereisten voor R32-units In de buitenunit is een klem voor externe output voorzien. Deze SVS-output kan worden gebruikt wanneer extra tegenmaatregelen vereist zijn. De SVS-output is een contact op de X2M-klem dat sluit wanneer een lek, een storing of het loskomen van de R32-sensor (in het luchtgordijn) wordt gedetecteerd.
Speciale vereisten voor R32-units afstandsbedieningen voorzien van veiligheidsmaatregelen die de gebruiker visueel en met een geluid zullen waarschuwen voor een lek. Voor de installatie van de afstandsbediening van een luchtgordijn moeten de vereisten verplicht worden nageleefd: 1 Alleen een afstandsbediening die compatibel is met het veiligheidssysteem kan worden gebruikt.
Pagina 60
Speciale vereisten voor R32-units Lowest underground floor All other floors No safety measure No safety measure NOT allowed Alarm + Natural ventilation m [kg] m [kg] [m²] [m²] m [kg] Lowest underground floor All other floors m [kg] Lowest underground floor All other floors No safety measure Alarm OR...
Pagina 61
Speciale vereisten voor R32-units Gebruik de eerste grafiek (Lowest underground floor ) als het luchtgordijn op de laagste ondergrondse verdieping van een gebouw is geïnstalleerd/werkt. Gebruik de tweede grafiek voor andere verdiepingen (All other floors ANDERE VERDIEPINGEN LAAGSTE ONDERGRONDSE VERDIEPING De grafieken en de tabel zijn gebaseerd op een installatiehoogte van het luchtgordijn tussen 1,8 ...
Pagina 62
Speciale vereisten voor R32-units Overzicht:stroomschema Procedure voor controle vereiste tegenmaatregel voor binnenunit Bepaal totale hoeveelheid koelmiddel Zie Stap 1 in de bovenstaande tekst in het systeem. Totale hoeveelheid koelmiddel [kg] Bepaal de oppervlakte van de kamer waarin een luchtgordijn is Zie Stap 2 in de bovenstaande tekst geïnstalleerd/werkt.
Speciale vereisten voor R32-units 15.1.4 Veiligheidsmaatregelen Geen veiligheidsmaatregel Wanneer de kameroppervlakte groot genoeg is, zijn geen veiligheidsmaatregelen vereist. Dit geldt ook voor een binnenunit die op de laagste ondergrondse verdieping is geïnstalleerd. Daarom kan het R32-veiligheidssysteem in de binnenunit in een voldoende grote ruimte worden uitgeschakeld (standaard ingeschakeld) door de instelling in de gebruikersinterface te wijzigen zoals hieronder weergegeven: Lokale instellingen...
Pagina 64
Speciale vereisten voor R32-units ▪ een supervisor-afstandsbediening ▪ of een gecentraliseerde controller. Bijv. iTM met extern alarm via WAGO- module, iTM met ingebouwd alarm, … Opmerking: Afstandsbedieningen met een ingebouwd alarm produceren een zichtbaar en hoorbaar alarm. BRC1H52/82*-afstandsbedieningen kunnen bijvoorbeeld een alarm van 65 dB (geluidsdruk, gemeten op 1 meter van het alarm) produceren.
Speciale vereisten voor R32-units Voorbeelden 1 Afstandsbediening is niet compatibel met R32-veiligheidssysteem. 2 Binnenunits zonder afstandsbediening zijn niet toegelaten. 3 Bij twee afstandsbedieningen die compatibel zijn met een R32- veiligheidssysteem moet er zich minstens één in dezelfde kamer als de binnenunit bevinden.
Pagina 66
Speciale vereisten voor R32-units De respectievelijke kameroppervlakte kan worden bepaald door de muren, deuren en scheidingen op de vloer te projecteren en de ingesloten oppervlakte te berekenen. Ruimten die alleen verbonden worden door een verlaagd plafond, kanaalwerk of dergelijke worden niet als één ruimte beschouwd. Stap 2 –...
Pagina 67
Speciale vereisten voor R32-units Minimale oppervlakte natuurlijke ventilatie nvmin Voor de onderste opening: ▪ Het is geen opening naar buiten ▪ De opening kan niet worden afgesloten ▪ De opening moet ≥0,012 m² zijn (A nvmin ▪ De oppervlakte van openingen hoger dan 300 mm van de vloer telt niet mee bij de berekening van A nvmin ▪...
Pagina 68
Speciale vereisten voor R32-units m Totale hoeveelheid koelmiddel in het systeem [kg] Limiet minimale kameroppervlakte [m²] (c) No safety measure (=Geen veiligheidsmaatregel) (f) Alarm + Natural ventilation (= Alarm + Natuurlijke ventilatie) ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 –...
Speciale vereisten voor R32-units Overzicht:stroomschema Alarm Natuurlijke ventilatie Geen veiligheidsmaatregel Gebruik "Alarm" NIET als ENIGE veiligheidsmaatregel als het Voer de overeenkomstige luchtgordijn geïnstalleerd is in een ruimte waarin zich mensen Bepaal totale kameroppervlakte (= totale oppervlakte van de lokale instellingen uit op de bevinden die beperkt zijn in hun verplaatsingen.
Installatie van de unit 16 Installatie van de unit WAARSCHUWING De installatie MOET voldoen aan de vereisten die gelden voor deze R32-apparatuur. "15 Speciale vereisten voor R32-units" [ 57] voor meer informatie. In dit hoofdstuk 16.1 Installatieplaats voorbereiden..............................16.1.1 Vereisten inzake de plaats waar de buitenunit geïnstalleerd wordt ..............16.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten ........
Pagina 71
Installatie van de unit INFORMATIE Apparatuur voldoet aan de eisen voor commerciële en licht-industriële locaties indien vakkundig geïnstalleerd en onderhouden. ▪ De buitenunit is ontworpen om alleen buiten te worden geïnstalleerd en voor de volgende omgevingstemperaturen: Verwarmen –20~21°C droge bol –20~15,5°C natte bol Koelen –5~52°C droge bol Opmerking: Voor een installatie van de buitenunit binnenshuis, controleer de...
Pagina 72
Installatie van de unit ▪ Zorg ervoor dat de montageplaats geen waterschade kan oplopen door een waterafvoer in de fundering te voorzien en te voorkomen dat in de constructie water blijft staan. ▪ Kies een plaats waar het werkingsgeluid of de warme/koude lucht van de unit geen overlast veroorzaakt en die voldoet aan de geldende wetgeving.
Pagina 73
Installatie van de unit b Gebouw c Buitenunit Installeer een afscherming tegen de wind als de buitenunit aan rechtstreekse zeewind wordt blootgesteld. ▪ Hoogte van afscherming tegen wind ≥1,5× hoogte van buitenunit ▪ Let bij de installatie van de afscherming tegen de wind op de vereisten inzake de serviceruimte.
Installatie van de unit a Controleer of er voldoende installatieruimte is Plaats de uitlaatzijde in een rechte hoek op de richting van de wind. a Belangrijkste windrichting b Luchtuitlaat 16.1.2 Bijkomende vereisten inzake de installatieplaats van de buitenunit in koude klimaten Bescherm de buitenunit tegen directe sneeuwval en zorg ervoor dat de buitenunit NOOIT ingesneeuwd raakt.
Als de unit wordt geselecteerd om te werken bij een omgevingstemperatuur van minder dan –5°C gedurende minstens 5 dagen, met een relatieve vochtigheidsgraad van meer dan 95%, dan bevelen wij aan om een Daikin-reeks te gebruiken die specifiek is ontworpen voor dergelijke toepassingen en/of om contact op te nemen met uw dealer voor meer informatie.
Installatie van de unit 2× 3× 16.2.3 De buitenunit sluiten OPMERKING Wanneer u het deksel van de buitenunit sluit, let op dat u het aanhaalkoppel van 4,1 N•m NIET overtreft. ERA200 ERA250+300 2× 3× 16.3 De buitenunit monteren 16.3.1 De installatiestructuur voorzien Controleer de stevigheid en het vlak zijn van de grond waarop de unit geïnstalleerd zal worden, zodat deze niet gaat trillen of lawaai maken wanneer ze in bedrijf is.
Installatie van de unit INFORMATIE De aanbevolen hoogte van het bovenste uitstekend deel van de bouten bedraagt 20 mm. OPMERKING Maak de buitenunit vast aan de funderingsbouten met moeren met plastic vulringen (a). Als de coating op het bevestigingsdeel weg is, kan het metaal gemakkelijk gaan roesten.
Installatie van de unit OPMERKING Indien afvoergaten van de buitenunit door een sokkel of een vloer afgedekt worden, monteer dan de unit hoger om een vrije ruimte van minstens 150 mm onder de buitenunit te hebben. Afvoeropeningen (afmetingen in mm) Model Onderaanzicht [mm] ERA200...
Installatie van de leidingen 17 Installatie van de leidingen VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 13] om te controleren of deze installatie aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. In dit hoofdstuk 17.1 Koelmiddelleiding voorbereiden ............................17.1.1 Vereisten voor de koelmiddelleidingen......................... 17.1.2 Materiaal koelmiddelleidingen ..........................17.1.3 Isolatie van de koelmiddelleidingen ........................
Installatie van de leidingen Hardingsgraad en dikte leidingen Buitendiameter (Ø) Hardingsgraad Dikte (t) Ø 9,5 mm (3/8") Gegloeid (O) ≥0,80 mm 12,7 mm (1/2") 15,9 mm (5/8") Gegloeid (O) ≥0,99 mm 19,1 mm (3/4") Halfhard (1/2H) ≥0,80 mm 22,2 mm (7/8") Afhankelijk van de toepasselijke wetgeving en de maximale bedrijfsdruk van de unit (zie "PS High"...
Installatie van de leidingen Type capaciteit buitenunit Leidingmaat (buitendiameter) [mm] Gasleiding Vloeistofleiding ERA200 19.1 ERA250 ERA300 22.2 12.7 17.1.6 Lengte koelmiddelleiding en hoogteverschil De leidinglengte en het hoogteverschil moeten voldoen aan de volgende vereisten: a Buitenunit b Luchtbehandelingsunit (AHU) c EKEXVA-kit Term Definitie Waarde [m]...
Installatie van de leidingen Typische werkstroom De koelmiddelleiding aansluiten betekent: ▪ De koelmiddelleiding op de buitenunit aansluiten ▪ De koelmiddelleiding op de binnenunit aansluiten ▪ Koelmiddelleiding isoleren ▪ Houd rekening met de richtlijnen voor: Buigen van leidingen Leidinguiteinden optrompen Soldeersel Gebruik van de afsluiters 17.2.2 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van koelmiddelleidingen INFORMATIE...
Installatie van de leidingen 17.2.3 Richtlijnen voor het buigen van leidingen Gebruik een pijpenbuigmachine om de leidingen te buigen. Alle leidingbochten moeten zo geleidelijk mogelijk verlopen (buigingsstraal van 30~40 mm of meer). 17.2.4 Gebruik van de afsluiter en servicepoort Omgaan met de afsluiter Houd rekening met de volgende richtlijnen: ▪...
Installatie van de leidingen 4 Breng het stofdeksel aan. Resultaat: De afsluiter is nu open. OPMERKING Breng het stofdeksel weer aan om veroudering van de O-ring en lekkage te voorkomen. Afsluiter sluiten 1 Verwijder het deksel van de afsluiter. 2 Steek een zeskantsleutel in de afsluiter en draai de afsluiter rechtsom. 3 Stop met draaien zodra de afsluiter niet meer verder draait.
Pagina 85
Installatie van de leidingen 1 Zorg ervoor dat de afsluiters volledig gesloten zijn. 2 Sluit het vacumeer-/aftaptoestel via een verdeelstuk aan op de servicepoort van alle afsluiters. a Servicepoort b Afsluiter 3 Verwijder gas en olie uit de dichtgeknepen leiding met behulp van een aftaptoestel.
Installatie van de leidingen 17.2.6 Het uiteinde van een buis solderen OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van lokale leidingen. Breng soldeersel aan zoals aangegeven in de afbeelding. ≤Ø25.4 >Ø25.4 ▪ Doorblazen met stikstof bij het hardsolderen voorkomt belangrijke afzettingen van een geoxideerde filmlaag op de binnenkant van de leiding. Deze filmlaag heeft een nadelige invloed op de kleppen en compressoren in het koelsysteem en voorkomt een goede werking.
Installatie van de leidingen INFORMATIE ▪ Sla de uitbreekopening (a) in de bodemplaat of afdekplaat eruit door met een platte schroevendraaier en een hamer op de bevestigingspunten te tikken. ▪ Snijd eventueel de gleuven (b) uit met een metaalzaag. OPMERKING Voorzorgsmaatregelen bij het uitslaan van de uitbreekopeningen: ▪...
Pagina 88
Installatie van de leidingen OPMERKING Bij het solderen: Soldeer eerst de vloeistofzijdige leidingen, en vervolgens de gaszijdige leidingen. Breng de elektrode in via de voorkant van de unit en de lasbrander via de rechterkant om te solderen met de vlammen naar buiten en de geluidsisolatie van de compressor en andere leidingen niet te beschadigen.
Installatie van de leidingen De aansluitingen op de aftakkits zijn voor rekening van de installateur (lokale leiding). 17.3 Koelmiddelleiding controleren 17.3.1 Over het controleren van de koelmiddelleidingen Zijn de werkzaamheden aan Werk de leidingen af de koelmiddelleiding klaar? Waren de binnen- en buitenunit al ingeschakeld? Gebruik procedure: "Methode 1: Vóór inschakelen...
Installatie van de leidingen ▪ Alle vocht, lucht of stikstof uit de koelmiddelleiding verwijderen door middel van vacumeren. Als de koelmiddelleiding vocht kan bevatten (bijvoorbeeld water in de leiding), moet u eerst vacuümdrogen zoals hieronder beschreven tot alle vocht is verwijderd.
Installatie van de leidingen C Klep C Klep Status Klep A Open Klep B Open Klep C Open Afsluiter vloeistofleiding Sluiten Afsluiter gasleiding Sluiten OPMERKING Controleer de binnenunits ook op lekken en op vacuüm. Houd eventuele (lokaal voorziene) kleppen van lokale leidingen ook open. 17.3.4 Lektest uitvoeren De lektest moet in overeenstemming zijn met EN378‑2.
Installatie van de leidingen 17.3.5 Vacuümdrogen OPMERKING De aansluitingen op de binnenunit en de binnenunit zelf moeten ook worden getest op lekken en op vacuüm. Laat ook, indien aanwezig, alle (lokaal voorzien) kleppen naar de binnenunit open. Lektesten en vacuümdrogen moeten worden uitgevoerd voordat de voeding van de unit wordt ingeschakeld.
Pagina 93
Installatie van de leidingen a Gasleiding b Isolatie gasleiding c Kabel tussen units d Lokale bedrading (indien van toepassing) e Vloeistofleiding f Isolatie vloeistofleiding g Afwerkingstape 2 Installeer het servicedeksel. In de buitenunit Ga als volgt te werk om de koelmiddelleiding te isoleren: a Isolatiemateriaal b Afdichtingsmateriaal, enz.
Installatie van de leidingen OPMERKING Blokkeer de ventilatieopeningen niet. Anders kan de lucht niet goed circuleren in de unit. 17.3.7 Controleren op lekken na vullen van koelmiddel Na het vullen van koelmiddel in het systeem moet een extra lektest worden uitgevoerd.
Koelmiddel vullen 18 Koelmiddel vullen In dit hoofdstuk 18.1 Voorzorgsmaatregelen bij het vullen van koelmiddel ......................18.2 Over koelmiddel bijvullen............................... 18.3 Over het koelmiddel ................................18.4 Bepalen hoeveel koelmiddel moet worden bijgevuld ......................18.5 Koelmiddel vullen ................................... 18.6 Foutcodes bij het vullen met koelmiddel..........................100 18.7 Het label voor gefluoreerde broeikasgassen aanbrengen.....................
Koelmiddel vullen OPMERKING Bij onderhoud en wanneer het systeem (buitenunit+lokale leidingen+binnenunit(s)) geen koelmiddel meer bevat (bijv. na aftappen van het koelmiddel), dan moet eerst de oorspronkelijke hoeveelheid (zie naamplaatje op de unit) en de berekende extra hoeveelheid koelmiddel in de unit worden gebracht. OPMERKING ▪...
Koelmiddel vullen Afhankelijk van de geldende wetgeving kunnen periodieke inspecties voor koelmiddellekken vereist zijn. Neem contact op met uw installateur voor meer informatie. OPMERKING De geldende wetgeving inzake gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit zowel in gewicht als CO -equivalent wordt uitgedrukt.
Koelmiddel vullen 18.5 Koelmiddel vullen Om het vullen van koelmiddel sneller te laten verlopen, wordt bij grote systemen aanbevolen om eerst een deel van het koelmiddel vooraf te vullen via de vloeistofleiding, en daarna pas handmatig te vullen. U kunt deze stap overslaan, maar dan duurt het vullen langer.
Koelmiddel vullen De berekende hoeveelheid extra Koppel het verdeelstuk los van de koelmiddel is nog niet bereikt vloeistofleiding. Ga verder met de instructies van "Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel)". Koelmiddel vullen (in handmatige stand voor bijvullen van extra koelmiddel) De resterende hoeveelheid koelmiddel kan worden bijgevuld door de buitenunit in de stand voor handmatig bijvullen van koelmiddel te gebruiken.
Koelmiddel vullen 9 Schakel instelling [2‑20] in om de handmatige vulmodus van extra koelmiddel te beginnen. Zie "20.1.7 Stand 2: lokale instellingen" [ 119] voor meer informatie. Resultaat: De unit begint te werken. INFORMATIE Het handmatig bijvullen van koelmiddel stopt automatisch na 30 minuten. Als het vullen na 30 minuten nog niet voltooid is, voert u de procedure voor bijvullen van koelmiddel opnieuw uit.
Koelmiddel vullen f GWP = Globaal opwarmingspotentieel OPMERKING De geldende wetgeving met betrekking tot gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit wordt aangegeven zowel in gewicht als in CO equivalent. Formula om de hoeveelheid in ton CO -equivalent te berekenen: GWP-waarde koelmiddel ×...
Elektrische installatie 19 Elektrische installatie VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 13] om te controleren of deze installatie aan alle veiligheidsvoorschriften voldoet. In dit hoofdstuk 19.1 Over het aansluiten van de elektrische bedrading ........................ 102 19.1.1 Voorzorgsmaatregelen bij het aansluiten van de elektrische bedrading ............. 102 19.1.2 Over elektrische bedrading............................
Pagina 103
Elektrische installatie INFORMATIE Lees tevens de voorzorgsmaatregelen en vereisten vermeld in de "2 Algemene veiligheidsmaatregelen" [ 7]. WAARSCHUWING ▪ Als de voeding een ontbrekende of een verkeerde nulfase heeft, Kan de apparatuur defect raken. ▪ Sluit correct op de aarde aan. Aard de unit NIET via een nutsleiding, een piekspanningsbeveiliging of de aarding van de telefoon.
Elektrische installatie OPMERKING ▪ De bescherming van dit product tegen omgekeerde polariteit werkt alleen bij het opstarten van het product. Eventuele omgekeerde polariteit wordt dus niet gedetecteerd tijdens de normale werking van het product. ▪ De bescherming tegen omgekeerde polariteit dient om het product uit te schakelen wanneer het zich bij het opstarten ongewoon gedraagt.
Elektrische installatie a Uitbreekopening b Braam c Verwijder bramen d Sluit de uitbreekopeningen af met opvulsel (ter plaatse klaar te maken) als de mogelijkheid bestaat dat kleine dieren via de uitbreekopeningen in het systeem binnendringen 19.1.4 Richtlijnen voor het aansluiten van de elektrische bedrading OPMERKING Wij raden aan massieve draden (met één ader) te gebruiken.
Pagina 106
Elektrische installatie Gebruik de volgende methodes om de draden te verbinden: Draadtype Methode Éénaderige draad AA´ A´ Geslagen geleider samengedraaid voor "vaste" verbinding a Draad met open lus (eenaderig of samengedraaide geslagen geleider) b Schroef c Platte sluitring Gevlochten geleider met rond oog a Klem b Schroef...
Elektrische installatie 19.1.5 Over het voldoen aan de normen inzake elektriciteit Deze apparatuur is conform met: ▪ Deze apparatuur is conform met EN/IEC 61000‑3‑12 op voorwaarde dat de systeemimpedantie S groter dan of gelijk aan S is op het interfacepunt tussen de voeding van de gebruiker en het openbare systeem.
Elektrische installatie OPMERKING Gebruik in geval van stroomonderbrekers met activering door reststroom alleen die van het snelle type met een nominale stroomsterkte van 300 mA. 19.2 De elektrische bedrading op de buitenunit aansluiten VOORZICHTIG ▪ Bij het aansluiten van de voeding: sluit eerst de aardingskabel aan vóór de stroomvoerende draden worden aangesloten.
Pagina 109
Elektrische installatie a P-klem voor aarding kabelafscherming Opmerking: Voor ERA250+300 MOET de kabel tussen units 3 keer door de ferrietkern gaan (3 keer door, 2 omwentelingen). Zie de onderstaande afbeelding: 3× a Kabel tussen units b Ferrietkern 4 Sluit de voeding als volgt aan: 3N~ 50 / 60 Hz 380-415 / 400 V L1 L2 L3...
Elektrische installatie 6 Leid de kabels door het frame zoals aangegeven op de onderstaande afbeelding. Opmerking: Kies voor ERA200 één van de twee mogelijkheden om de kabels door het frame te voeren. ERA250+300 ERA200 a Kabel tussen units b Voedingskabel 7 Sla de geselecteerde uitbreekopeningen uit door met een platte schroevendraaier en een hamer op de bevestigingspunten te tikken.
Elektrische installatie Vereisten aansluiting output buitenunit Draaddikte Gebruik alleen geharmoniseerde bedrading met dubbele isolatie en geschikt voor de toepasselijke spanning. 2-aderige kabel Minimum kabeldikte van 0,75 mm² OPMERKING Gebruik de outputs NIET als voedingsbron, maar gebruik elke output als voeding voor een relais dat het externe circuit aanstuurt.
Elektrische installatie 2 Leid de kabels in de schakelkast zoals afgebeeld: ERA200 ERA250+300 A6P Printplaat (keuzeschakelaar koelen/verwarmen) a Kabel naar keuzeschakelaar koelen/verwarmen (KRC19-26A) b Kabelbinder 3 Zet de DIP-schakelaar (DS1‑1) op ON. Zie "20.1.2 Componenten voor lokale instellingen" [ 114] voor meer informatie over de DIP-schakelaar. DS1 DIP-schakelaar 1 19.5 De isolatieweerstand van de compressor controleren OPMERKING...
Configuratie 20 Configuratie GEVAAR: RISICO OP ELEKTROCUTIE INFORMATIE Het is belangrijk dat de installateur alle informatie in dit hoofdstuk achtereenvolgens leest en dat het systeem gepast wordt geconfigureerd. In dit hoofdstuk 20.1 Lokale instellingen uitvoeren ..............................113 20.1.1 Over lokale instellingen............................113 20.1.2 Componenten voor lokale instellingen........................
Configuratie Zie ook: ▪ "20.1.2 Componenten voor lokale instellingen" [ 114] Stand 1 en 2 Stand Beschrijving Stand 1 Stand 1 kan worden gebruikt voor het controleren van de actuele situatie van de buitenunit. U kunt tevens de (monitoringinstellingen inhoud van sommige lokale instellingen controleren. Stand 2 Stand 2 wordt gebruikt voor het wijzigen van de lokale instellingen van het systeem.
Configuratie Schakel de voeding van de buitenunit en de binnenunit in. Wanneer de communicatie tussen binnenunit en buitenunit tot stand is gebracht en normaal is, ziet het 7-segmentendisplay er als volgt uit (standaardsituatie bij verzending in de fabriek). Fase Display Inschakelen van de voeding: knippert zoals aangegeven.
Configuratie Instellingen in stand 1 Druk één keer op BS1 om stand 1 te veranderen selecteren. Druk op BS2 om de gewenste instelling te selecteren. Druk één keer op BS3 om naar de waarde van de geselecteerde instelling te gaan. Afsluiten en terugkeren naar de Druk op BS1.
Configuratie Waarde van de geselecteerde ▪ Druk meer dan vijf seconden op BS1 om instelling in stand 2 veranderen stand 2 te selecteren. ▪ Druk op BS2 om de gewenste instelling te selecteren. ▪ Druk één keer op BS3 om naar de waarde van de geselecteerde instelling te gaan.
Pagina 118
Configuratie [1‑1] Beschrijving Unit werkt momenteel in de geluidsarme werking. De geluidsarme werking kan worden ingesteld in stand 2. De geluidsarme werking van het buitenunitsysteem kan op twee manieren worden ingesteld. ▪ Bij de eerste manier wordt de geluidsarme werking door middel van een lokale instelling 's nachts ingeschakeld.
Configuratie Wanneer de recentste storingscodes per ongeluk op de gebruikersinterface van een binnenunit werden gereset, kunt u ze via deze controle-instellingen nog controleren. "24.3 Problemen op basis van foutcodes oplossen" [ 139] voor informatie over de inhoud of de reden van de meeste relevante storingscodes. Meer gedetailleerde informatie over storingscodes vindt u in de servicehandleiding van deze unit.
Pagina 120
Configuratie Verander deze instelling wanneer het systeem in de geluidsarme stand of met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd. Deze instelling werkt alleen wanneer de optionele externe besturingsadapter (DTA104A61/62) is geïnstalleerd. [2‑12] Beschrijving 0 (standaard) Gedeactiveerd.
Pagina 121
Configuratie [2‑21] Beschrijving Geactiveerd. Druk op BS3 om de stand koelmiddel aftappen/ vacumeren te verlaten. Het systeem blijft in de stand koelmiddel aftappen/vacumeren staan zolang u niet op BS3 drukt. [2‑22] Instelling automatische geluidsarme werking en niveau 's nachts. Door deze instelling te wijzigen, activeert u de automatische geluidsarme werking van de unit en bepaalt u het niveau van de functie.
Pagina 122
Configuratie [2‑27] Eindtijdstip geluidsarme werking. Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑22]. [2‑27] Eindtijdstip automatische geluidsarme werking (ongeveer) 6u00 7u00 3 (standaard) 8u00 [2‑30] Niveau stroomverbruikbegrenzing (stap 1) via de externe besturingsadapter (DTA104A61/62). Deze instelling bepaalt het niveau van de stroomverbruikbegrenzing voor stap 1 als het systeem met stroomverbruikbegrenzing moet draaien wanneer een extern signaal naar de unit wordt gestuurd.
Pagina 123
Configuratie [2‑32] Referentie begrenzing Volgens instelling [2‑30]. Volgens instelling [2‑31]. [2‑35] Instelling hoogteverschil. [2‑35] Beschrijving Wanneer de buitenunit het laagst is geïnstalleerd (binnenunit hoger geïnstalleerd dan buitenunit) en het hoogteverschil tussen de binnenunit en de buitenunit meer dan 40 m bedraagt, moet de instelling [2‑35] op 0 worden ingesteld.
Configuratie [2‑82] Instelling verwarmcomfort Snel Krachtig "20.2 Energie besparen en optimale werking" [ 124] voor meer informatie en advies over de impact van deze instellingen. 20.1.8 Lokale instelling binnenunit 15(25)-13 Uitschakeling veiligheidssysteem. Wanneer de kamer waar de binnenunit is geïnstalleerd groot genoeg is om geen veiligheidsmaatregelen te nemen, kan het veiligheidssysteem voor R32-lekken in die binnenunit door deze instelling worden uitgeschakeld.
Pagina 125
Configuratie Wanneer uw systeem bijvoorbeeld in de koelstand staat, dan moet bij een lage buitentemperatuur (bijv. 25°C) minder worden gekoeld dan bij een hoge buitentemperatuur (bijv. 35°C). Op basis hiervan begint het systeem automatisch de koelmiddeltemperatuur te verhogen, de geleverde capaciteit te verlagen en de efficiëntie van het systeem te verhogen.
Configuratie 20.2.2 Mogelijke comfortinstellingen Voor elk van de voorgaande standen kan een comfortniveau worden geselecteerd. Het comfortniveau houdt verband met de timing en de inspanning (energieverbruik) om een bepaalde kamertemperatuur te bereiken door de koelmiddeltemperatuur tijdelijk veranderen gevraagde omstandigheden sneller te bereiken. Krachtig Overshoot (bij verwarmen) of undershoot (bij koelen) is toegestaan ten opzichte van de gevraagde koelmiddeltemperatuur om zo de vereiste kamertemperatuur...
Configuratie Om dit te activeren in… Verander… Koelen [2‑81]=1 Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑8]. Verwarmen [2‑82]=1 Deze instelling wordt gebruikt in combinatie met instelling [2‑9]. De door de gebruiksmethode (zie hiervoor) bepaalde originele streefwaarde van de koelmiddeltemperatuur blijft behouden zonder enige correctie, behalve voor beschermingsregeling.
Configuratie Gematigd Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel V Krachtig 20.2.4 Voorbeeld: Automatische stand bij verwarmen 100% 49°C 46°C 2°C A Virtuele belastingscurve (standaard piekcapaciteit automatische stand) B Belastingscurve C Virtuele streefwaarde (waarde initiële condensatietemperatuur automatische stand) D Ontwerptemperatuur E Belastingsfactor...
Pagina 129
Configuratie Evolutie kamertemperatuur: A Ingestelde temperatuur binnenunit B Start werking C Werkingsduur D Gematigd E Snel V Krachtig ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen 4P780154-1 – 2024.09...
OPMERKING Algemene checklist inbedrijfstelling. Naast de instructies voor inbedrijfstelling in dit hoofdstuk, is er een algemene checklist inbedrijfstelling beschikbaar op het Daikin Business Portal (authenticatie vereist). De algemene checklist voor de inbedrijfstelling vormt een aanvulling op de instructies in dit hoofdstuk en kan worden gebruikt als richtlijn en als basis voor de rapporteringssjabloon tijdens inbedrijfstelling en bij overhandiging aan de gebruiker.
Inbedrijfstelling VOORZICHTIG Laat het systeem NIET proefdraaien terwijl aan de binnenunit(s) wordt gewerkt. Bij het proefdraaien zullen NIET ALLEEN de buitenunit, maar ook de aangesloten binnenunit werken. Tijdens het proefdraaien aan een binnenunit werken is gevaarlijk. VOORZICHTIG Steek GEEN vingers, stokken of andere voorwerpen in de luchtinlaat of -uitlaat. Verwijder de ventilatorafscherming NIET.
Inbedrijfstelling Aardingsbedrading Controleer of de aardingskabels goed zijn aangesloten en de aardingsklemmen stevig zijn vastgemaakt. Isolatietest van het hoofdvoedingscircuit Controleer met behulp van een megger van 500 V of een isolatiebestendigheid van 2 MΩ of meer is bereikt. Breng hiervoor een spanning van 500 V DC aan tussen de voedingsklemmen en de aarding.
Inbedrijfstelling 21.5 Over proefdraaien systeem OPMERKING Laat het systeem proefdraaien na de eerste installatie. Anders wordt de storingscode aangegeven op de gebruikersinterface en is de normale werking niet mogelijk of kunt u een binnenunit niet afzonderlijk laten proefdraaien. De hiernavolgende procedure beschrijft het proefdraaien van het volledige systeem.
Inbedrijfstelling Stap Beschrijving Afpompen Unit stop INFORMATIE Tijdens het proefdraaien kan de unit niet worden stilgelegd met de gebruikersinterface. Druk op BS3 om af te breken. De unit stopt ±30 seconden later. 5 Controleer het resultaat van het proefdraaien op het 7-segmentendisplay van de buitenunit.
Overhandiging aan de gebruiker 22 Overhandiging aan de gebruiker Als het testen voltooid is en de unit goed en op de juiste manier werkt, zorg ervoor dat de gebruiker de volgende zaken goed begrijpt: ▪ Controleer of de gebruiker de papieren documentatie heeft en vraag hem/haar deze bij te houden om deze later te kunnen raadplegen.
Onderhoud en service 23 Onderhoud en service OPMERKING Dit onderhoud MOET worden uitgevoerd door een erkend installateur of een servicetechnicus. Laat het onderhoud minstens één keer per jaar uitvoeren. De geldende wetgeving kan evenwel kortere onderhoudsintervallen vereisen. OPMERKING De geldende wetgeving inzake gefluoreerde broeikasgassen vereist dat de koelmiddelvulling van de unit zowel in gewicht als CO -equivalent wordt uitgedrukt.
Onderhoud en service condensator in het hoofdcircuit minder dan 50 V DC bedraagt. Als de gemeten spanning nog altijd meer dan 50 V DC bedraagt, ontlaad de condensatoren dan op een veilige manier met behulp van een specifieke pen voor het ontladen van condensatoren om vonken te voorkomen.
Onderhoud en service 23.3.1 Gebruik van de vacuümstand 1 Stel [2‑21]=1 bij de stilstaande unit. Resultaat: Na bevestigen worden de expansiekleppen van de binnenunits en de buitenunit volledig geopend. Op het 7-segmentendisplay verschijnt dan en op de gebruikersinterface van de binnenunit TEST (proefdraaien) en (externe besturing) en de werking is geblokkeerd.
Opsporen en verhelpen van storingen 24 Opsporen en verhelpen van storingen VOORZICHTIG "3 Specifieke veiligheidsinstructies voor de installateur" [ 13] om te controleren of het opsporen en verhelpen van storingen voldoet aan alle veiligheidsvoorschriften. In dit hoofdstuk 24.1 Overzicht: Opsporen en verhelpen van storingen......................... 139 24.2 Voorzorgsmaatregelen bij het opsporen en verhelpen van storingen .................
Opsporen en verhelpen van storingen Druk op BS3 om de storingscode te resetten en opnieuw te proberen nadat u het probleem hebt opgelost. De op de buitenunit aangegeven storingscode bestaat uit een hoofdcode en een subcode. De subcode biedt meer gedetailleerde informatie over de storingscode. De storingscode wordt intermitterend aangegeven.
Pagina 141
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdco Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Storing R32-sensor of losgekomen Controleer aansluiting op printplaat of sensor (binnenunit) actuator. Het systeem stopt met draaien, samen met de binnenunit. Raadpleeg de servicehandleiding voor meer informatie. Einde levensduur R32-sensor De sensor is op het eind van zijn (binnenunit) levensduur en moet worden...
Pagina 142
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdco Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Storing elektronische expansieklep Controleer aansluiting op printplaat of (warmtewisselaar) (Y1E) – actuator. hoofdprintplaat (X21A) Storing elektronische expansieklep Controleer aansluiting op printplaat of (inverterkoeling) (Y3E) – actuator. hoofdprintplaat (X23A) Storing elektronische expansieklep Controleer aansluiting op printplaat of (vloeistofinspuiting) (Y4E) –...
Opsporen en verhelpen van storingen Hoofdco Subcode Oorzaak Oplossing SVEO Storing aansluiting binnenunits of Controleer het type van de binnenunit verkeerde combinatie types die nu is aangesloten. Controleer of een juiste binnenunit (slechts één EKEA of één compatibel luchtgordijn) is aangesloten. Als een verkeerd type binnenunit is aangesloten, vervang ze dan door een juiste.
Opsporen en verhelpen van storingen e Afstandsbediening in supervisor-stand (verplicht in sommige situaties) f Gecentraliseerde controller (optioneel) Opmerking: Tijdens het opstarten van het systeem kan de stand van de afstandsbediening worden afgelezen op het scherm. Lekdetectie Als de R32-sensor in de luchtgordijn-unit een koelmiddellek detecteert, wordt de gebruiker gewaarschuwd door zowel een geluidssignaal als een visueel signaal van de afstandsbediening van de binnenunit met een lek (en de supervisor- afstandsbediening, indien van toepassing).
Pagina 146
Opsporen en verhelpen van storingen OPMERKING De R32-koelmiddelleksensor is een halfgeleiderdetector die onterecht andere stoffen dan R32-koelmiddel kan detecteren. Vermijd het gebruik van chemische producten (bv. organische oplosmiddelen, haarlak, verf) in hoge concentraties in de onmiddellijke nabijheid van de binnenunit omdat dit de R32-koelmiddelleksensor onterecht een lek kan laten detecteren.
Als afval verwijderen 25 Als afval verwijderen OPMERKING Probeer het systeem NIET zelf te ontmantelen: het ontmantelen van het systeem en het behandelen van het koelmiddel, van olie en van andere onderdelen MOETEN conform met de geldende wetgeving uitgevoerd worden. De units MOETEN voor hergebruik, recyclage en terugwinning bij een gespecialiseerd behandelingsbedrijf worden behandeld.
Technische gegevens 26 Technische gegevens Een subset van de meest recente technische gegevens is beschikbaar op de regionale website van Daikin (publiek toegankelijk). De volledige set van de meest recente technische gegevens is beschikbaar op de Daikin Business Portal (authenticatie vereist).
Technische gegevens 26.1 Ruimte voor service: Buitenunit Wanneer u units naast elkaar installeert, moeten de leidingen langs voor of naar onder worden gevoerd. In dat geval kunnen de leidingen niet langs de zijkant worden gevoerd. Eén unit ( ) | Eén rij units ( [mm] —...
Technische gegevens Meerdere rijen units ( b [mm] ≥100 ≥100 ≤½H b≥250 ½H <H ≤H b≥300 ≥100 ≥100 ≥100 >H ≥2000 ≥100 ≥3000 ≥200 ≥100 ≥1000 ≥600 ≥1500 Opmerking: Voor een gemakkelijker onderhoud, neem een afstand tussen de zijkanten van ≥250 mm (in plaats van ≥100 mm zoals hierboven afgebeeld). Gestapelde units (max.
Technische gegevens 26.2 Schema van de leidingen: Buitenunit Leidingschema: ERA200 S1NPL S1NPH S1PH R21T INV M1C Leidingschema: ERA250+300 S1NPL S1NPH S1PH R21T INV M1C Legende: a Afsluiter (gas) b Afsluiter (vloeistof) c Filter (6×) d Accumulator e Buiswarmtewisselaar met onderkoeling ERA200~300AMYFB Uitgebreide handleiding voor de installateur en de gebruiker Inverter-buitenunit voor AHU-optiekit en luchtgordijnen...
Pagina 152
Technische gegevens f Drukregelklep g Warmtewisselaar h Servicepoort i Olieafscheider j Capillaire buis (2×) k Vulpoort l Koelplaat M1C Compressor M1F-M2F Ventilatormotor R1T Thermistor (lucht) R3T Thermistor (aanzuiging accumulator) R4T Thermistor (warmtewisselaar, vloeistof) R5T Thermistor (vloeistof) R6T Thermistor (onderkoeling warmtewisselaar, gas) R7T Thermistor (ontdooier) R8T Thermistor (M1C huis) R21T Thermistor (M1C persleiding)
Technische gegevens 26.3 Bedradingsschema: Buitenunit Het bedradingsschema werd samen met de unit geleverd en bevindt zich op de binnenkant van het servicedeksel. Opmerkingen: Symbolen (zie hieronder). Raadpleeg de montagehandleiding of servicehandleiding voor het gebruik van de drukknoppen BS1~BS3 en de DIP-schakelaars DS1~DS2. Sluit de beveiliging S1PH niet kort om de unit te laten functioneren.
Bij het product geleverde labels, handleidingen, informatiebladen en apparatuur die moet worden geïnstalleerd volgens de instructies in de meegeleverde documentatie. Optionele apparatuur Door Daikin geproduceerde of goedgekeurde apparaatuur die kan worden gecombineerd met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie. Lokaal te voorzien NIET door Daikin geproduceerde apparatuur die kan worden gecombineerd met het product volgens de instructies in de meegeleverde documentatie.