Gebruik
Bedieningselementen
Het infotainmentsysteem wordt be‐
diend met behulp van functietoetsen,
het aanraakscherm en de menu's op
het display.
Invoer kan naar keuze plaatsvinden
via:
● de centrale bedieningseenheid
op het bedieningspaneel 3 94
● het aanraakscherm 3 99
● audioknoppen op het stuurwiel
3 94
● de spraakherkenning 3 121
Het infotainmentsysteem in- of
uitschakelen
Druk op X. Na het inschakelen wordt
de laatst geselecteerde Infotainment‐
bron actief.
Automatisch uitschakelen
Wanneer u het infotainmentsysteem
met behulp van X hebt ingeschakeld
en het contact wordt uitgeschakeld,
dan wordt het systeem 10 minuten na
de laatste invoer automatisch uitge‐
schakeld.
Volume instellen
Draai X. De actuele instelling ver‐
schijnt op het display.
Bij het inschakelen van het infotain‐
mentsysteem wordt automatisch het
laatst geselecteerde volume inge‐
steld mits dit niet hoger is dan het
maximale inschakelvolume. Voor een
gedetailleerde beschrijving 3 103.
Snelheidsgecompenseerd volume
Na inschakeling van het volume met
snelheidscompensatie 3 103 wordt
het volume automatisch zodanig aan‐
gepast dat u geen geluid van het weg‐
dek of van de rijwind hoort.
Mute
Druk op X om het geluid van het in‐
fotainmentsysteem te onderdrukken.
Druk nogmaals op X om de mute‐
functie te beëindigen. Het laatst ge‐
selecteerde volume wordt weer inge‐
steld.
Inleiding
Volumebegrenzing bij hoge
temperaturen
Als de temperatuur in de auto erg
hoog is, beperkt het infotainmentsys‐
teem het maximaal instelbare vo‐
lume. Indien nodig wordt het maxi‐
male volume automatisch verlaagd.
Bedieningsstanden
Druk op ; om het startmenu weer te
geven.
Let op
Voor een gedetailleerde beschrij‐
ving van de werking van het menu
via het aanraakscherm 3 99.
97