regelgeving en virtuele krachtcentrales), zie
110, en door de noodstroomvoorziening.
De besturingsprioriteiten worden intern bepaald op basis van de vermogensbe-
grenzing en uitschakeling van de omvormer. Uitschakeling van de omvormer
heeft altijd voorrang op de vermogensbegrenzing. Een opdracht voor uitschake-
ling van de omvormer wordt altijd uitgevoerd, ongeacht de prioriteit.
Vermogensbegrenzing
-
-
-
Uitschakeling van de omvormer
-
-
-
Aansluitschema
De rimpelstroomsignaalontvanger en de I/O-aansluitklemmen van de omvormer
- 4 relais
kunnen volgens het aansluitschema met elkaar worden verbonden.
Voor afstanden van meer dan 10 m tussen de omvormer en de rimpelstroomsig-
naalontvanger wordt minstens één CAT 5 STP-kabel aanbevolen en moet de af-
scherming aan één uiteinde worden aangesloten op de insteekaansluitklem van
het datacommunicatiegedeelte (SHIELD).
(1)
(2)
Vooraf geconfigureerd bestand gebruiken voor het 4-relaisbedrijf:
1
2
3
ü
120
I/O-vermogensbeheer (DRM/rimpelstroomsignaalontvanger) - volgens op-
dracht
Terugleveringsbegrenzing (Soft Limit) - altijd actief
Modbus (vermogenslimiet) - volgens opdracht
I/O-vermogensbeheer = 0% (DRM/rimpelstroomsignaalontvanger) - volgens
opdracht
Terugleveringsbegrenzing (Hard Limit)
Modbus (uitschakelopdracht) - volgens opdracht
(1)
100 %
60 %
30 %
0 %
Rimpelstroomsignaalontvanger met 4 relais, voor begrenzing van het wer-
kelijke vermogen.
I/O's van het datacommunicatiegedeelte.
Download het bestand (.fpc) onder
Upload het bestand (.fpc) door in het menu
knop
Importeren
te klikken.
Klik op de knop Opslaan.
De instellingen voor het 4-relaisbedrijf zijn opgeslagen.
Besturing via de cloud
V+
(2)
IN8
IN9
IN10
IN11
4-relaisbedrijf
op het eindapparaat.
I/O-vermogensbeheer
op pagina
op de