16 | Storingen
7.2
Storingen zonder displayweergave
Soort storing
Effect
De aanduiding is uitgegaan. De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De solarboiler wordt niet opge-
warmd door de solar-energie.
De pomp draait niet, hoewel aan de inschakelvoorwaarden is voldaan.
De solarboiler wordt niet opge-
warmd door de solar-energie.
De pomp draait niet, hoewel de kringloopanimatie op het display wordt weergegeven.
De solarboiler wordt niet opge-
warmd door de solar-energie.
De kringloopanimatie op het display draait, de pomp "bromt".
De solarboiler wordt niet opge-
warmd door de solar-energie.
Temperatuurvoeler geeft verkeerde waarde aan.
De pomp wordt te vroeg/te laat inge-
schakeld/uitgeschakeld.
Te heet tapwater.
Gevaar voor brandwonden
Te koud tapwater (of te geringe hoeveelheid warm tapwater).
Tabel 11 Mogelijke storingen zonder displayweergave
6 720 820 947 (2016/09)
Mogelijke oorzaken
Geen stroomtoevoer, zekering of voe-
dingskabel defect.
Pomp via "handmatig bedrijf "uitgescha-
keld.
De boilertemperatuur "T2" ligt in de buurt
van of boven de ingestelde maximale boi-
lertemperatuur.
De collectortemperatuur "T1" ligt in de
buurt van of boven de ingestelde maximale
collectortemperatuur.
De kabel naar de pomp is onderbroken of
niet aangesloten.
De pomp is defect.
De pomp zit vast als gevolg van een mecha-
nische blokkade.
Temperatuurvoeler niet correct gemon-
teerd. Verkeerde temperatuurvoeler ge-
monteerd.
De begrenzing van de boilertemperatuur
en de mengkraan is te hoog ingesteld.
De temperatuurregelaar voor warm water
op de ketel, de thermostaat of de meng-
kraan is te laag ingesteld.
Oplossing
Controleer de zekering en vervang deze in-
dien nodig. De elektrische installatie door een
elektricien laten controleren.
Via de functie "handmatig bedrijf" naar auto-
matisch omschakelen.
Indien de temperatuur 3 K onder de maximale
boilertemperatuur daalt, wordt de pomp inge-
schakeld.
Indien de temperatuur 5 K onder de maximale
collectortemperatuur daalt, schakelt de pomp
in.
Kabel controleren.
Pomp controleren, indien nodig vervangen.
Draai de gleufschroef op de pompkop los en
de pompas met een schroevendraaier. Niet
tegen de pompas slaan!
Sensorpositie, -montage en -soort controle-
ren, indien nodig isoleren.
De begrenzing van de boilertemperatuur en
de tapmengkraan lager instellen.
De temperatuurinstelling overeenkomstig de
bijbehorende bedieningshandleiding instellen
(max. 60 °C).
B-sol100-2