10 | Bediening
5
Bediening
OPMERKING: Schade aan de installatie
door onbruikbare koelvloeistof.
▶ Wanneer het solarsysteem langer dan
4 weken stilstaat, collectoren afdekken.
Aanwijzingen voor de bediener
De zonne-installatie wordt bij de inbedrijfstelling door uw
installateur afgesteld en draait daarna automatisch.
▶ De zonne-installatie ook tijdens een langere afwezigheid
(bijv. vakantie) niet uitschakelen.
Indien de installatie overeenkomstig de opgaven van de
fabrikant is geïnstalleerd, is de zonne-installatie op zichzelf
veilig.
▶ Voer geen veranderingen uit aan de instellingen van de
regelaar.
▶ Na een langere stroomuitval of langer ontbreken van de
bedrijfsdruk de manometer van het zonnesysteem
( hoofdstuk 8.4) controleren.
Aanwijzingen voor de vakman
▶ Alle documenten aan de gebruiker overhandigen.
▶ Geef de gebruiker de nodige uitleg over de werking en de
bediening van het apparaat.
5.2
Elementen van de regelaar
Afb. 10
Regelaar en display
[1] Display
[2] Draaiknop
[3] Terug-toets
[4] Menutoets
[5] Symbool voor temperatuursensor
6 720 820 947 (2016/09)
5.1
Elementen van het zonnestation
De hoofdcomponenten van het zonnestation zijn:
•
Thermometer [1, 3]: De ingebouwde thermometers geven
de temperaturen van de solaire retour (blauw) en de aan-
voer (rood) weer.
•
Manometer [2]: de manometer toont de bedrijfsdruk.
3
Afb. 9
Solarstation
1
2
3
9
4
8
7
[6] Aanduiding voor temperatuurwaarden, bedrijfsuren enz.
[7] Aanduiding voor "Maximale boilertemperatuur bereikt"
[8] Geanimeerde zonnekring
[9] Aanduiding voor "Temperatuur collectorterminal of maxi-
male temperatuur bereikt"
6720812460-02.1ST
5
T1
T3
max
T2
5
6
7747006071-04.1 SD
5
1
B-sol100-2