OPMERKINGEN
1. Maximale lengte van de verbindingsbekabeling tussen bin-
nen- en buitenunits en tussen de binnenunit en de
afstandsbediening is als volgt:
(1) Buitenunit – Binnenunit :
Maximum 1000 m (Totale bedradingslengte : 2000 m)
(2) Binnenunit – Afstandsbediening:
Maximum 500 m
2. Dikte isolatiemateriaal : 1 mm minimaal
9.
BEDRADINGSVOORBEELD EN HET
INSTELLEN VAN DE AFSTANDSBEDI-
ENING
9-1
HET AANSLUITEN VAN DE BEDRADING
• Verwijder het deksel van het elektrische aansluitingencom-
partiment dat is weergegeven in de afbeelding en maak de
verbindingen.
VOORZORGSMAATREGELEN
• Breng, nadat de elektrische verbindingen zijn gemaakt, het
afdichtmateriaal (35 mm × 150 mm) om de kabels aan op de
manier zoals is weergegeven in onderstaande afbeelding.
[Vergeet niet om de afdichtmat aan te brengen om te voorko-
men dat water het apparaat kan binnendringen.]
Vergeet niet om de afdichtmat aan te brengen om te voorkomen
dat water, insecten of andere kleine dieren het apparaat kunnen
binnendringen.
Daardoor kan kortsluiting ontstaan in het elektrische
aansluitingencompartiment.
Rubber tule
Binnenzijde
Buitenzijde
apparaat
apparaat
[Zo aanbrengen]
Opmerking) Omwikkel, wanneer er 2 of meer
kabels zijn, deze allemaal afzonderlijk.
Voedingskabel
(VOORZORGSMA-
ATREGELEN 4)
Bedrading
afstandsbediening
(VOORZORGSMA-
ATREGELEN
4)
Besturingskabel
(VOORZORGSMA-
ATREGELEN 4)
Elektrische
aansluitingencompartiment
Bedradingsschema
Deksel elektrische
aansluitingencompartiment
9
Afdichtmateriaal
Opmerking) Omwikkel de kabel
zodanig dat er geen
Draad
ruimte overblijft.
Doorvoeropening voor
bekabeling
A
Afb. 2
VOORZORGSMAATREGELEN
• Zorg er bij het vastzetten van de leidingen voor dat de
verbindingen onbelast blijven en gebruik het juiste bevestig-
ingsmateriaal. Zorg er bij het aansluiten van de bedrading
voor dat het deksel van de besturingskast goed aansluit; leg
de kabels netjes neer en schroef het deksel van de bestur-
ingskast vervolgens stevig vast. Let er bij het bevestigen van
het deksel van de besturingskast op dat de bekabeling niet
wordt afgeklemd. Voer kabels voorzichtig door openingen
om te voorkomen dat ze beschadigen.
• Voer de kabel voor de afstandsbediening, de verbindingska-
bels en andere elektrische bekabeling ook buiten het appa-
raat niet door dezelfde buis en houdt daarbij een minimale
afstand aan van 50 mm om elektrische interferentie en stor-
ingen daardoor te voorkomen.
[ VOORZORGSMAATREGELEN ]
1. Gebruik draadogen voor het aansluiten van de voedingsdraden.
Let op de volgende punten wanneer deze niet beschikbaar zijn.
• Sluit geen kabels met verschillende kabeldiktes op
dezelfde voedingsaansluiting aan.
(Loszittende aansluitingen kunnen oververhitting vero-
orzaken.)
• Gebruik de voorgeschreven draad. Klem de draden
stevig vast op de aansluiting. Oefen daarbij echter niet te
veel kracht uit op de aansluitingen.
(Aantrekmoment: 131N·cm ± 10%)
Monteer een
isolatiemof
Ronde kabelschoen
2. Aantrekmomenten voor de aansluitschroeven.
• Gebruik een passende schroevendraaier voor het aan-
draaien van de schroeven van de aansluitingen.
Als de schroevendraaier te smal is zult u de koppen van
de schroeven beschadigen en de aansluitingen niet strak
genoeg aan kunnen draaien.
• Als de aansluitschroeven te strak worden aangedraaid
kunnen de schroeven beschadigen.
• In de onderstaande tabel vindt u de aantrekmomenten
voor de schroeven van de aansluitingen
Aansluiting
Aansluitingenblok voor afstandsbediening (6P)
Voedingsaansluitingenblok (2P)
Massaaansluiting
3. Sluit geen verschillende kabeldiktes op dezelfde
aardeaansluiting aan. Loszittende verbindingen kunnen de
mate van bescherming verminderen.
Elektra-draad
Draaddikte
Draaimoment
M3,5
0,79 – 0,97N·m
M4
1,18 – 1,44N·m
M4
1,44 – 1,94N·m
Nederlands