VOORZORGSMAATREGELEN
• Aansluitingen voor afvoerleidingen
Sluit de afvoerleidingen nooit direct aan op een rioolbuis die
naar ammoniak ruikt. De ammoniak in het riool kan dan de
binnenunit binnenunit binnendringen via de afvoerleidingen,
waardoor de warmtewisselaar gaat corroderen.
• Hierdoor zal de afvoerleiding geblokkeerd worden omdat het
water in afvoerleiding zal blijven staan.
(2) Controleer of de afvoer goed werkt nadat de leidingen
zijn geïnstalleerd.
• Open het watertoevoerluik, giet langzaam ongeveer
1 liter naar binnen en controleer of de afvoer goed werkt.
Watertoevoer
Koelmiddelleiding
Afvoeropening voor
onderhoud
(met rubber stop)
Emmer
Giet water in de
inspectieopening
Opmerking: Gebruik de afvoeropening om het water uit de
lekschaal af te tappen.
[ NA DAT DE ELEKTRISCHE BEKABELING IS GEÏN-
STALLEERD ]
• Controleer de werking van de afvoer in de stand COOL. Ga
daarbij te werk zoals is beschreven in de paragraaf "TESTEN".
[ VOORDAT DE ELEKTRISCHE BEKABELING IS
GEÏNSTALLEERD ]
• Verwijder het deksel van de aansluitcompartiment en sluit de
netvoeding en de bedieningspaneel aan.
(Zie de paragraaf "HET AANSLUITEN VAN DE BEDRADING")
Printplaat van
binnenunit
L N
X Y
Elektrische
aansluitingencompartiment
Monteer eerst het deksel van het aansluitingencompartiment
voordat u de netvoeding inschakelt.
Druk vervolgens op de toets "
Hiermee schakelt u de testfunctie van de unit in. Druk de
toets "
" in totdat het ventilatorsymbool "
cht. Druk vervolgens op de AAN/UIT toets "
en de afvoerpomp van de binnenunit worden ingeschakeld.
Controleer of het water uit de unit wordt gepompt. Druk ver-
volgens op "
" om terug te keren naar de eerste functie.
TEST
Nederlands
Draagbare pomp
Watertoevoerluik
Sluiten
Openen
Voedingsaansluitingenblok
L
N
230V enkelfase
voeding.
" op het bedieningspaneel.
TEST
" symbool opli-
". De ventilator
• Om te controleren of de waterafvoer goed werkt, opent u het
inspectieluik en bekijkt u via het inspectieluik het water-
niveau in de lekschaal.
• Neem daarbij de nodige voorzichtigheid in acht omdat
op dat moment de ventilator draait.
8.
ELEKTRISCHE BEDRADING
8-1
ALGEMENE INFORMATIE
• Alle ter plaatse verkregen onderdelen en materialen dienen
aan de landelijk geldende voorschriften te voldoen.
• De specificaties voor te gebruiken kabels voldoen aan
IEC60245.
• Gebruik alleen koperdraad.
• Sluit de buitenunit, de binnenunits en de afstandsbediening
aan volgens het "BEDRADINGSSCHEMA" dat is bevestigd
aan de behuizing ervan. Meer informatie over het aansluiten
van de afstandsbediening vindt u in de "INSTALLATIEHAN-
DLEIDING VOOR DE AFSTANDSBEDIENING".
• Alle bedrading dient door een erkend elektricien te worden
aangelegd.
• Dit systeem bestaat uit meerdere binnenunits. Markeer de
verschillende apparaten als unit A, unit B enz. en controleer
dat de printplaatbedrading naar de buitenunit en de BEV-unit
correct is aangesloten. Wanneer de bedrading en/of de
leidingen tussen de buitenunit en een binnenunit niet goed is/
zijn aangesloten, bestaat de mogelijkheid dat het systeem
niet goed werkt.
• In het elektrische systeem moet een onderbreker worden
geïnstalleerd waarmee het gehele systeem in één keer
spanningsloos kan worden geschakeld.
8-2
ELEKTRISCHE EIGENSCHAPPEN
Units
Model
Hz
Volt
FXSN20 · 25 · 32AV1
FXSN40AV1
FXSN50AV1
50
230
FXSN63AV1
FXSN100AV1
MCA: Minimale voedingsstroom (A);
MFA: Max. zekeringstroom (A)
kW: Nominaal uitgangsvermogen ventilatormotor;
FLA: Maximale belastingstroom (A)
8-3
SPECIFICATIES VOOR NIET MEEGELEVERDE
KABEL
Voedingskabel
Model
Draad
FXSN20 · 25 · 32AV1
Kabeldiameter
FXSN40 · 50AV1
moet voldoen
*H05VV
aan de lokale
FXSN63AV1
voorschriften.
FXSN100AV1
*Gebruik kabels van het type H07RN-F wanneer geen omm
antelde leidingen worden gebruikt.
Ventilator-
Voeding
motor
Span-
nings-
MCA MFA
kW
FLA
bereik
0,5
15
0,05
Maxi-
0,6
15
0,065
mum.
253
0,9
15
0,085
Min.
1,4
15
0,225
207
1,5
15
0,225
Bekabeling voor de
afstandsbediening
Besturingskabel
Draaddikte
Draad
Draaddikte
0,75 -
Afgescher-
1,25
mde kabel
(2-draads)
mm
0,4
0,5
0,7
1,1
1,2
2
8