Als de isolatie van de verbrandingskamer is ver-
vangen, zullen de organische binders tijdens de
eerste paar minuten van het gebruik verbranden.
Dit leidt tot een tijdelijke verhoging van de CO-
en CO2-metingen.
6. Laat het toestel op volle toeren draaien tot
het volledig gestabiliseerd is en controleer
%CO2 opnieuw. Indien nodig de gasklep
verder bijstellen alvorens verder te gaan.
C
7. Bij de modellen 10-100, draait u de schroef
van het testpunt van de gasklepuitlaatdruk
los en bevestig de manometer voor het lage
bereik. Let op, offset is een vacuümmeting.
Uitlaattestpunt
Inlaattestpunt
Gasdruktestpunten Photon 10-70
Inlaattestpunt
Uitlaattestpunt
Gasdruktestpunten voor Photon 100
Inlaattestpunt
Opmerking:
er is geen
uitlaattestpunt op
de Photon 120
Gasdruktestpunt voor Photon 120
Pagina nr 24 van 52 Reznor, Photon, installatiehandleiding, NL 2023-05, D301336 Iss 4
Stel de thermostaat in op lage temperatuur om
minimale warmte te vragen:-
•
Stel de stelschroef in om de nominale offset-
druk +/- 5 Pa te verkrijgen voor modellen 10-
100. (zie Verbrandingsgegevens voor details).
Merk op dat er geen testpoort voor uitlaat-
druk op gasklep model 120 bestaat.
•
Kijk naar de CO/CO2-metingen en stel de
offsetschroef zo nodig bij om het nominale
lage temperatuur %CO2 (+/-0,1%CO2) te
verkrijgen.
•
Zet het verwarmingstoestel terug op hoge
temperatuur (10V) en controleer opnieuw
de hoge temperatuur %CO2-waarde. Voer
indien nodig de laatste afstellingen aan de
gasklep uit.
•
Koppel de manometers los en draai de
schroeven op de testpunten van de gasklep
vast.
•
Verwijder de warmtevraag en laat het toestel
uitgaan.
•
Sluit de thermostaat weer aan als deze voor
de inbedrijfstelling is omzeild.
Inbedrijfstelling - overdracht
Na een volledige en bevredigende voltooiing
van de inbedrijfstelling moet u een verslag van
de inbedrijfstellingsgegevens achterlaten bij de
persoon die verantwoordelijk is voor het ver-
warmingstoestel. De inbedrijfsteller moet ervoor
zorgen dat de gebruiker vertrouwd wordt ge-
maakt met het veilige en efficiënte gebruik van
het verwarmingstoestel en met de werking van
alle bedieningsorganen en belangrijkste compo-
nenten.
De gebruiker moet vooral op de hoogte worden
gebracht van het volgende: -
(i) Informatie over verlichting, uitschakeling en
werking.
(ii) veiligheidsvoorzieningen, gegevensplaatje en
labels.
(Iii) de eisen voor regelmatige inspectie - vooral
als het verwarmingstoestel zich in een veeleisen-
de omgeving bevindt - en de eisen van regelma-
tig onderhoud, uitgevoerd door iemand met de
vereiste kwalificaties.