Routineonderhoud en probleemoplossing
3. Wacht tot de temperatuur stabiel is en registreer de temperatuur gemeten door de
gekalibreerde temperatuursensor.
4. Herhaal voor het meetpunt in het deksel van de incubatiekamer.
5. Vergelijk de geregistreerde temperaturen met de insteltemperatuur van de
incubatiekamer.
6. De temperatuur van de basis en het deksel moeten binnen een bereik van ± 0.2 °C
van de ingestelde temperatuur liggen. Als ze buiten dat bereik vallen, neemt u
contact om met uw verdeler.
7. Herhaal deze procedure voor elke incubatiekamer.
4.4.2
Debietkalibratie
1. Sluit de uitlaatpoortadapter aan op de debietmeter en sluit aan op de ingangspoort
van de eerste incubatiekamer.
2. Open het deksel van de kamer en sluit het opnieuw. Dat dwingt de stroom in zijn
blaasmodus.
3. Wacht twee minuten en registreer vervolgens het blaasdebiet.
4. Wacht vijf minuten tot de stroom overgaat naar zijn ontluchtingsmodus en registreer
vervolgens het ontluchtingsdebiet.
5. Controleer het geregistreerde spoeldebiet. Het moet tussen 196 en 264 ml/minuut
liggen.
6. Controleer het geregistreerde ontluchtingsdebiet. Het moet tussen 10 en
20 ml/minuut liggen.
7. Vergelijk de geregistreerde temperaturen met de insteltemperatuur van de
incubatiekamer.
8. Als één of beide metingen buiten dat bereik vallen, neemt u contact om met uw
verdeler.
9. Herhaal deze procedure voor elke incubatiekamer.
4.5
Vervangen van de filter
De filter moet jaarlijks vervangen worden of wanneer bevuild.
1. Trek de filterhouder (1) uit en verwijder de aanwezige filter (2).
51