5 Elektrische aansluitingen
Algemeen
Een warmtepomp mag alleen worden aangesloten
■
met toestemming van de energieleverancier en onder
toezicht van een gekwalificeerd installateur.
Indien van een automatische zekering gebruik wordt
■
gemaakt, moet deze een motorkarakteristiek "C"
(compressorbedrijf) hebben. Zie "Technische gege-
vens" voor de maatbepaling van automatische zeke-
ringen.
De F2030 beschikt niet over een werkschakelaar op
■
de ingaande voeding. De voedingskabel van de
warmtepomp moet worden aangesloten op een cir-
cuitonderbreker met ten minste een schakelafstand
van 3 mm. Als het pand aardlekschakelaars heeft,
moet de warmtepomp van een afzonderlijke aardlek-
schakelaar worden voorzien. De ingaande voeding
moet 400 V 3NAC 50Hz zijn en verlopen via verdeel-
kasten met zekeringen.
Als er in het pand een isolatietest moet worden uit-
■
gevoerd, moet de warmtepomp worden ontkoppeld.
Sluit de kabel van het regelsignaal voor de thermo-
■
staat aan op klem (X5). Kabelsoort: niet-afgeschermd
LiYY, afgeschermd LiYCY. Kabeldiameter, ten minste
0,22met kabellengte korter dan 50m.
Een andere mogelijkheid is de relevante afgescherm-
■
de signaalkabel aan te sluiten van klemmenstrook
(X5) naar de binnenmodule van de NIBE.
AA10
AA21
AA21-SF3
AA102
AA21-S4
NIBE™ F2030
Het leiden van de kabels voor sterkstroom en signa-
■
len moet gebeuren aan de hand van kabeldoorvoe-
ren aan de rechterkant van de warmtepomp, gezien
vanaf de voorkant.
De laadpomp voor de F2030 kan worden aangeslo-
■
ten op een aparte voeding of een klemmenstrook
(X3).
LET OP! Als de F2030 niet gevoed wordt terwijl de
laadpomp is aangesloten op klemmenstrook (X3), is
er een kans op bevriezing
Er kan een hoofdalarm worden aangesloten op de
■
klem (X4).
FC2
BA1
FB1
Voorzichtig!
De elektrische installatie en het onderhoud
moeten worden uitgevoerd onder toezicht
van een erkend elektrotechnisch installateur.
De elektrische installatie en de bedrading
moeten conform de geldende voorschriften
worden uitgevoerd.
Voorzichtig!
Tijdens het aansluiten moet rekening worden
gehouden met de externe regeling.
QA51
AA6
Hoofdstuk 5 |
Elektrische aansluitingen
X1
F3
X3
X4
X5
AA21-S1
AA21-S2
AA21-S3
17