6.1 CV-systeem
*
Indien een externe pomp
op aansluitingen 4,5 en
6 in de Control Tower
is aangesloten, draait
de pomp op dezelfde
schakelmomenten als
de ketelpomp.
externe pomp met open
verdeler
figuur 6
10
Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving.
De ketelleidingen moeten door middel van knelfittingen aangesloten worden op de
installatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of gefit), moeten verloopstukken
worden gebruikt.
Plaats buiten de ketel het meegeleverd T-Stuk met vul- en aftapkraan in de retourleiding
van de installatie naar de ketel.
Het aanbrengen van een warmteslot in de cv-leidingen buiten het toestel is niet nodig.
Dit warmteslot is reeds in de ketel aanwezig.
Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil
testwater vrijkomen.
De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor
de belasting en de pompcapaciteit. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het
aanvoer- en retourwater gecontroleerd. Tabel 3 geeft de waterverplaatsing weer die de
circulatiepomp kan leveren bij een bepaalde installatieweerstand.
Indien de installatieweerstand hoger is dan de vermelde waarde zal de pomp op maximale
pompcapaciteit gaan draaien en de belasting aanpassen totdat een, voor de regeling
acceptabel, temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourwater is bereikt.
Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschakelen
en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer
afgenomen is.
De regeling zal, indien een onacceptabel temperatuurverschil wordt geconstateerd,
herhaaldelijk proberen waterstroming tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan zal de ketel
blokkeren.
Ketelype
Pomptype
UPM2
Q25SC200
UPM2 20-70
Q25SC380
Q38SC200
UPM2 20-70
Q38SC380
Installatieweerstand
Waterstroming
over de ketel
l/min
l/h
17,6
1056
26,7
1604
Toelaatbare
installatieweerstand
kPa
mbar
25
250
25
250
tabel 3