70
Radio
ontvangstkwaliteit van DAB, ter‐
wijl AM- en FM-ontvangst in die
gevallen juist aanmerkelijk ver‐
slechtert.
● Na het inschakelen van DAB-ont‐
vangst blijft de FM-tuner van het
Infotainmentsysteem op de ach‐
tergrond actief en zoekt voortdu‐
rend naar de best ontvangbare
FM-zenders. Als TP 3 67 geacti‐
veerd is, worden er verkeersbe‐
richten doorgegeven van de FM-
zender die de beste ontvangst
heeft. Deactiveer TP als DAB-
ontvangst niet door FM-verkeers‐
berichten moet worden onder‐
broken.
Configureren DAB
Druk op CONFIG.
Selecteer Radio-instellingen en ver‐
volgens DAB-instellingen.
De volgende opties zijn beschikbaar
in het configuratiemenu:
Automatisch ensemble koppelen
Wanneer deze functie geactiveerd is,
schakelt het systeem over op de‐
zelfde service van een ander DAB-
ensemble als het DAB-signaal te
zwak is om door de radio te worden
opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Automatisch koppelen DAB-FM
Als deze functie ingeschakeld is,
schakelt het systeem over naar een
overeenkomstige FM-zender van de
actieve DAB-service als het DAB-sig‐
naal te zwak is om door de radio te
worden opgevangen.
Zet de functie op Aan of Uit.
Dynamisch audioaanpassing
Als deze functie geactiveerd is, wordt
het dynamische bereik van het DAB-
signaal gereduceerd. Dat houdt in dat
het volume van hard geluid wordt ge‐
reduceerd en dat van zacht geluid
wordt verhoogd. Daardoor kan het
volume van het Infotainmentsysteem
zo worden afgesteld dat zacht geluid
goed hoorbaar is zonder dat hard ge‐
luid te hard klinkt.
Zet de functie op Aan of Uit.
Bereik selecteren
Selecteer de menuoptie Bandkeuze
om het betreffende menu weer te ge‐
ven.
Om te definiëren welke DAB-golfbe‐
reiken door het Infotainmentsysteem
moeten worden ontvangen, activeert
u één van de opties:
L-band: 1452 - 1492 MHz, grond- en
satellietradio
Band III: 174 - 240 MHz, grondradio
Beide