n Flitseruitvoerafstelling
Pas de flitseruitvoer aan wanneer het
onderwerp klein is of als de
reflectieverhouding extreem hoog of laag is.
1
Druk meerdere keren op e [C]
tot [
FLITSER] verschijnt en
druk vervolgens op w/q om de
flitseruitvoer in te stellen.
FLITSER
SELEC
• U kunt deze instellen van [-2 EV] tot [+2
EV] in stappen van [1/3 EV].
• Selecteer [0 EV] om terug te keren naar
de oorspronkelijke flitseruitvoer.
2
Druk op [MENU/SET] om te
eindigen.
• U kunt ook de ontspanknop halfweg
indrukken om te eindigen.
• Wanneer de flitseruitvoer is aangepast,
verschijnt de waarde van de flitseruitvoer
in de linkerbovenhoek van het scherm.
• De instelling voor de flitseruitvoer blijft
behouden ook al wordt de camera uitgezet.
• In Auto-modus [0], filmmodus [i]
en [LANDSCHAP] (P62), [NACHTL.
SCHAP] (P63), [VUURWERK] (P65),
[STERRENHEMEL] (P66),
[LUCHTFOTO] (P67) of
[H.GEVOELIGH.] (P67) in scèemodus,
kunt u de flitserinvoer niet aanpassen.
• Kijk niet direct in de flitser van op een
korte afstand wanneer deze is
geactiveerd.
• Breng de flitser niet te dicht bij
objecten of sluit de flitser niet terwijl
deze is geactiveerd. De objecten
kunnen worden verkleurd door de
warmte of de belichting van de flitser.
• Dek de flitser niet af met uw vingers of
andere voorwerpen.
Geavanceerd
MENU
EXIT
• In de spaarstand wordt het LCD-scherm
uitgeschakeld en knippert het statuslampje
terwijl de flitser wordt opgeladen. [Dit
gebeurt niet wanneer u de netadapter
gebruikt (DMW-AC5; optioneel).]
Als er weinig batterijvermogen resteert, zal
de duur dat het LCD-scherm wordt
uitgeschakeld om op te laden, langer
worden.
• Het flitspictogram wordt rood als de flitser
wordt ingeschakeld en de ontspanknop
half wordt ingedrukt.
• We adviseren u een statief te gebruiken als
de jitter-waarschuwing wordt weergegeven.
• Als u een foto neemt buiten het beschikbare
bereik van de flitser, wordt de belichting
misschien niet correct ingesteld en kan de
foto te helder of te donker worden.
• Bij het nemen van een foto met de flitser,
wordt de witbalans automatisch bijgesteld
[behalve bij [x] (Daglicht), [
Bij onvoldoende flitslicht kan het zijn dat de
witbalans niet correct wordt bijgesteld. (P81)
• Bij een snelle sluitertijd kan het flitseffect
onvoldoende zijn.
• Als u nogmaals een foto neemt, wordt deze
mogelijk niet vastgelegd, ook al werd de
flitser geactiveerd. Neem pas een foto nadat
de kaartaanduiding verdwijnt.
• Terwijl de flitser aan het opladen is,
knippert het flitserpictogram en kunt u
geen foto nemen zelfs wanneer u de
ontspanknop volledig ingedrukt.
• Sluit de flitser niet onmiddellijk af nadat u
een tweede lichtbron hebt gebruikt,
bijvoorbeeld AUTO/Rode-ogenreductie
[s]. Dit zou schade aan de camera
kunnen veroorzaken.
• Het effect van de rode-ogenreductie verschilt
afhankelijk van de persoon. Als de persoon op
een grote afstand van de camera staat of niet
naar de eerste flits heeft gekeken, zal het
effect mogelijk niet zo opvallend zijn.
• Als u de modus burst of auto-bracket instelt,
wordt slechts 1 foto vastgelegd per flits.
• U kunt de sluitertijd verlengen met
maximaal 1/8 door gebruik te maken van
de belichtingscompensatie.
• Zand of zeewater kan een storing van de
camera veroorzaken. Zorg dat er geen zand
of zeewater in aanraking komt met de flitser.
(Flitser)].
45
VQT0Y52