Het DISPLAY toont het preset-nummer of het gekozen
effectmodel en geeft uitsluitsel over de veranderingen bij
het bewerken. In de TUNER-modus toont het DISPLAY de
doelnoot resp. de kalibrering (in Hz) in de kalibreringsmodus.
De decimaalaanduidingen van de aanwijzing knipperen,
zodra het signaal van de V-AMPIRE overmoduleert. Constant
lichtende aanduidingen geven aan, dat een AMP- of FX-
model uit de 2
nd
LAYER actief is.
Afb. 2.2: Het display van de V-AMPIRE
Status LEDs in het display:
EDIT: Licht op, wanneer een preset bewerkt, maar nog
niet opgeslagen is.
TAP SPEED: Knippert om de ingevoerde effectsnelheid
(via de tap-functie) voor MODULATIE- en DELAY-effecten
aan te duiden.
PEDAL SPEED: Licht op, wanneer aan het Expression-
pedaal een effectsnelheidsparameter is toegekend.
PEDAL EFFECT: Licht op, wanneer aan het Expression-
pedaal een willekeurige effectparameter is toegekend.
PEDAL VOLUME: Licht op, wanneer het Expression-pedaal
het volume of de gain-instelling regelt.
PEDAL WAH: Licht op, wanneer het Expression-pedaal
aan het WAH-effect toegewezen is, en knippert bij
geactiveerd WAH-effect. In de tuner-modus toont deze
LED de stemming van het instrument.
TUNER LEDs: In de tuner-modus tonen deze 5 LEDs de
stemming van het instrument (inclusief PEDAL WAH-LED).
Met de ADJUST-regelaar worden over het algemeen de
GAIN-instellingen van de presets en de effectparameters
bij het bewerken van de presets ingesteld. Door drukken
op de regelaar en eraan te draaien worden de VOLUME-
instellingen en verdere effectparameters van de presets
geregeld. Effectsnelheidsparameters worden door
herhaald kort drukken op de regelaar bepaald (TAP). Nadere
gegevens daarvoor tref je aan in de beschrijvingen van de
aparte bedieningselementen en in hoofdstuk "6.
EFFECTPROCESSOR".
Op de FX/AMPS-regelaar toont een LED het actuele AMP-
nd
model. Licht de 2
LAYER (PUSH)-LED op, dan gaat het
om een AMP-model van tweede niveau (grijs), anders om
een AMP-model van eerste niveau (zwart). Door te draaien
aan de regelaar worden de AMP-modellen/effecten van
het eerste niveau gekozen, door te drukken op de regelaar
en eraan te draaien die van het tweede niveau
nd
(2
LAYER).
Licht een van de AMP-LEDs (rechter helft) op, kan
met ADJUST ofwel GAIN ofwel VOLUME worden
geregeld.
Licht een van de EFFECT-LEDs (linker helft) op, stel
dan met ADJUST de betreffende effectparameters
in.
2. BEDIENINGSELEMENTEN EN AANSLUITINGEN
V-AMPIRE LX110
Door te drukken op de DELAY-taster kan het DELAY
ingesteld worden. Met een Delay krijg je een op een echo
lijkende vertraging van het ingangssignaal. Met de
FX/AMPS-regelaar kies je een DELAY-model. Via ADJUST
regel
je het effectaandeel en door te drukken op de
ADJUST-regelaar en eraan te draaien wordt het naklinken
(feedback) ingesteld. Het ritme, waarin je op de ADJUST-
regelaar drukt (TAP), bepaalt de afstanden tussen de
echo's (Delay Time). De DELAY-taster-LED knippert
gedurende het bewerken en brandt constant, wanneer
het effect actief is.
Een nadere beschrijving van de aparte delay-effecten tref
je aan in hoofdstuk "6.1.1 Delay-algoritmen".
Door te drukken op de REVERB-taster kun je het REVERB-
effect instellen. Met een REVERB kun je aan de totale sound
een hall- of ruimtesimulatie toevoegen. Met de FX/AMPS-
regelaar kun je tussen 4 verschillende reverb-typen kiezen:
Ambience (2
nd
LAYER LED knippert), Cathedral, Spring (2
LAYER LED knippert) en Reverb. Door te draaien aan de
ADJUST-regelaar wordt het hallaandeel (Mix) bepaalt, en
door gelijktijdig te draaien aan de regelaar en erop te drukken
de nagalmtijd (Decay Time). De REVERB-taster-LED knippert
gedurende het bewerken en brandt constant, wanneer
het halleffect actief is.
Een beschrijving van de aparte Reverb-typen tref je aan in
hoofdstuk "6.2 Reverb".
Druk op de MODUL(ation)-taster. Zo kun je met de
FX/AMPS-regelaar een van de acht modulatie-effecten
uitkiezen: Chorus, Flanger, Phaser, Pitch Bend, Tremolo,
Rotary, Auto Wah en P-Funk'n. De effecten van het
tweede niveau (2
nd
LAYER LED knippert) krijg je door
gelijktijdig te drukken op deze regelaar en eraan te draaien.
De ADJUST-regelaar bepaalt al naar gelang het gekozen
modulatie-effect het effectaandeel (Mix) in de preset of
de effectintensiteit (Depth). Door gelijktijdig te drukken op
de regelaar en eraan te draaien kan al naar gelang het
gekozen effect een twee parameter bewerkt worden.
De snelheidsparameter wordt door te drukken op de
ADJUST-regelaar (TAP) ingesteld. Met de UP- en DOWN-
tasters kunnen binnen een effect verschillende modellen
gekozen worden. De MODUL-taster-LED knippert
gedurende het bewerken en brandt constant, wanneer
het effect actief is.
Een uitvoerige beschrijving van de modulatie-effecten tref
je aan in hoofdstuk "6.1.2 Modulatie-effecten".
Druk tegelijkertijd op de DELAY- en MODUL-taster
en je kunt met de ADJUST-regelaar de globale
ingangsversterking van de V-AMPIRE instellen. Bij
erg zwakke gitaarsignalen zijn instellingen rechts
van het midden zinvol, bij sterke signalen links van
het midden. Met behulp van de UP- en DOWN-taster
kun je als extra een filter-preset voor de
klankoptimalisatie activeren. Beide taster-LEDs
knipperen tijdens het bewerken.
De modulatie-effecten Auto Wah, Pitch Bend en P-
Funk'n kunnen niet tegelijk met Wah Wah gebruikt
worden. Wanneer een van deze effecten werd
gekozen, terwijl het pedaal aan het Wah-effect
toegewezen
was,
dan
gedeactiveerd (WAH LED in het DISPLAY gaat uit).
Wanneer het Expression-pedaal aan het Wah-effect
toegewezen wordt, wordt Auto Wah resp. Pitch Bend
automatisch uitgeschakeld, zodat geen modulatie-
effect meer actief is (alle modulatie-LEDS gaan uit).
Een overzicht van alle functies tref je aan in hoofdstuk
"10. APPENDIX".
nd
wordt
het
laatste
5