[PANNING]
Als u de camera beweegt om een voorwerp te volgen in één richting, zoals bijvoorbeeld
een renner of een auto, wordt de achtergrond onscherp en blijft de camera scherpgesteld
op het object. Dit effect heet "panning". Met deze functie kunt u dit effect gemakkelijker
bereiken.
∫ De sluitertijd instellen
Selecteer [AUTO] of [DIAFRAGMA VOORRANG].
•
Als u [AUTO] selecteert, zal het niet mogelijk zijn de sluitersnelheid te selecteren.
•
Als u [DIAFRAGMA VOORRANG] selecteert zal telkens wanneer op de functieknop op de
achterkant gedrukt wordt, tussen de bediening van de instelling van de sluitersnelheid en de
bediening van de belichtingscompensatie geschakeld worden.
∫ Panningtechnieken
Om goede opnamen met panning te maken, dient u de
camera in een horizontaal vlak te bewegen als u een
opname maakt.
•
We raden aan dat u het onderwerp niet volgt met alleen
het toestel, mar dat u naar het onderwerp kijkt terwijl u
uw schouders recht houdt en het dan volgt terwijl u uw
hele lichaam draait, vanaf uw taille draaiend.
•
Wanneer het onderwerp voor u is, de ontspanknop indrukken. Niet stoppen met het toestel te
bewegen, ook niet nadat u de ontspanknop ingedrukt heeft.
1 Beweeg de camera zachtjes als u het object volgt in de Viewfinder.
2 Druk op de opspanknop terwijl u de camera beweegt.
3 Beweeg de camera continu.
•
Wij raden het volgende aan:
–
Als u de Viewfinder gebruikt.
–
Als u een snel bewegend object kiest.
–
Als u prefocust.
–
Deze functie gebruiken met burstfunctie.
(U kunt zo de beste opnamen selecteren uit al de gemaakt opnamen.)
Aantekening
•
De sluitertijd wordt in de panningfunctie langzamer om het panningeffect te bereiken. Een
gevolg daarvan is dat de opname soms te veel bewogen is.
Opnemen
- 90 -