Over [š] ([Gezichtsdetectie])
De camera vindt automatisch het gezicht van de persoon. De focus en de
belichting worden ingesteld op de waarden die het best passen bij dat
gezicht, ongeacht waar het gezicht zich in het beeld bevindt.
(max. 15 zones)
Als het toestel een gezicht detecteert, wordt de AF-zone weergegeven.
Geel:
Wanneer de ontspanknop tot de helft ingedrukt wordt, wordt de frame groen wanneer het
toestel scherpgesteld heeft.
Wit:
Afgebeeld wanneer er meer dan één gezicht gevonden wordt. Er wordt ook op de andere
gezichten die zich op dezelfde afstand bevinden als gezichten binnen de gele AF-zones
scherpgesteld.
Aantekening
•
De positie en de maat van de AF-zone kunnen veranderd worden.
•
Als [
] geselecteerd is en [Meetfunctie] op meervoudige [
š
aan het gezicht aanpassen.
•
Onder bepaalde omstandigheden, inclusief de volgende gevallen, zou de
gezichtsherkenningsfunctie niet kunnen werken, en dit maakt het onmogelijk om gezichten op te
sporen. De AF-functie wordt op [
–
Wanneer het gezicht niet naar het toestel gericht is
–
Wanneer het gezicht op een hoek is
–
Wanneer het gezicht extreem helder of donker is
–
Wanneer de gezichten weinig contrast hebben
–
Wanneer de gezichtstrekken verborgen zijn achter een zonnebril enz
–
Wanneer het gezicht klein lijkt op het scherm
–
Wanneer er een snelle beweging is
–
Wanneer het onderwerp geen menselijk wezen is
–
Wanneer het toestel schudt
Opnemen
(P151)
] gezet.
- 96 -
(P99)
] staat, zal het toestel de belichting