6. Uitschakeling van het apparaat
6
Uitschakeling van het apparaat
6.1
Uitschakeling van de installatie
6.2
Vorstbeveiliging
52
Indien het centrale verwarmingssysteem lange tijd niet gebruikt
wordt, wordt het aanbevolen de ketel spanningsloos te maken.
1. Zet de ketel uit.
2. Onderbreek de elektrische voeding van de verwarmingsketel.
3. Sluit de gastoevoerkraan.
4. Houd de ruimte vorstvrij.
In het geval van een normale installatie, adviseren wij de
ketelthermostaat af te stellen op een temperatuur van 10°C.
Bepaal de instelling nE op B (zuinige modus); de warmhoudfunctie
zal dan uitgeschakeld worden.
Bij afwezigheid worden de installatie en de ruimte tegen vorst
beschermd.
Indien de watertemperatuur van de centrale verwarming in de ketel
te laag is, wordt de ingebouwde beveiligingsvoorziening
ingeschakeld:
4 Indien de watertemperatuur lager dan 7°C is, wordt de
circulatiepomp ingeschakeld.
4 Indien de watertemperatuur lager dan 3°C is, wordt de ketel
ingeschakeld.
4 Als de watertemperatuur hoger dan 10°C is, schakelt de ketel uit
en draait de circulatiepomp nog 15 minuten.
OPGELET
Het betreft uitsluitend een beveiliging voor de ketel en niet
voor de installatie.
OPGELET
Indien een via de stekkers 7 en 8 aangesloten
kamerthermostaat is ingeschakeld, werkt de ketel
permanent totdat het oorspronkelijk afstelpunt bereikt is.
GMR 1024 CS Condens
01/12/2008 - 300019179-001-D