Het toegangspunt bevindt zich binnen het effectieve bereik voor draadloze communicatie. Plaats het apparaat
binnen een straal van 50 m/164 ft. van het toegangspunt.
Zorg dat er geen stoorfactoren voor radiogolven in de buurt zijn.
Controle 10
Het kan zijn dat een apparaat zoals de magnetron dezelfde frequentieband gebruiken als het draadloze station.
Plaats de draadloze apparaten zo ver mogelijk weg van de bron van de storing.
Zorg dat de netwerkinstellingen van de computer correct zijn.
Controle 11
Zorg dat de computer kan communiceren met de printer en het toegangspunt via het draadloze LAN.
Controleer of Bi-directionele ondersteuning inschakelen (Enable
Controle 12
bidirectional support) is geselecteerd op het tabblad Poorten (Ports) van het
eigenschappenvenster van het printerstuurprogramma.
Zorg dat de firewall van de beveiligingssoftware is uitgeschakeld.
Controle 13
Als de firewallfunctie van de beveiligingssoftware is ingeschakeld, wordt wellicht het bericht weergegeven dat
Canon-software probeert toegang te krijgen tot het netwerk. Als de waarschuwing wordt weergegeven, stelt u de
beveiligingssoftware zo in dat toegang altijd wordt toegestaan.
Als u programma's gebruikt die de netwerkomgeving wijzigen controleert u de instellingen. Sommige
programma's zullen standaard een firewall inschakelen.
Wanneer u een router gebruikt, verbindt u de printer en de computer aan de
Controle 14
LAN-zijde (zelfde netwerksegment).
Als het probleem niet is opgelost, voert u de installatie uit met behulp van de Installatie-cd-rom of voert u de
installatie uit volgens de instructies op onze website.
21