Installatie
• Controleer dat de maximale inlaatdruk niet gro-
ter is dan de ontwerpdruk van de regelaar .
• De regelaar mag alleen gehesen worden hijsban-
den om het huis .
• Hou voldoende ruimte vrij om de regelaar tbv
onderhoud .
• Voordat de gasdrukregelaar in de installatie
wordt geplaatst, dienen de volgende punten te
worden gecontroleerd:
• Inlaat- en uitlaatflenzen van de installatie dienen
parallel t . o . v . elkaar te staan om zodoende te re-
gelaar spanningsvrij te kunnen monteren .
• De inlaatzijde van de installatie moet schoon zijn
(geen, zand, lasslakken etc . ) .
• De gasdrukregelaar mag geen visuele beschadi-
gingen hebben .
• De in- en uitlaatkamers van de gasdruk- regelaar
dienen schoon te zijn .
• Draag er voor zorg dat de richting van de gas-
stroom overeenkomt met de pijl op het huis van
de gasdrukregelaar .
Installatie positie
De installatie positie is vrij te selecteren .
Meetleidingen
• Een meetleiding is niet noodzakelijk bij een in-
terne inpuls (< 4 bar) .
• Bij een externe inpuls (>4 bar), dient de meet-
leiding dan te worden aangesloten op een tur-
bulent vrije leidingstuk, bij voorkeur een rechte
lengte aan de uitlaatzijde (ongeveer 5x D) .
• Aansluiting: G1/2"/EO-12 (regelaar) .
• Aansluiting: G1/4"/EO-6 (SSV) .
• Voorkeursmateriaal meetleiding:
• Ermeto-pijp EO-12 / -6,staal verzinkt .
Afblaas leiding
• Afblaasleidingaansluiting 133 G
• Afblaasleidingaansluiting 233/243/ 244 G 1"
• Voor het realiseren van snelle en goede regeling
van de regelaar dienen de volgende diameters
van de afblaasleiding in acht te worden geno-
men:
• Tot 3m afblaasleiding, minimale diameter DN20;
• Meer dan 3m afblaasleiding, diameter DN25 of
groter .
Opstart instructie
• Om de gasdrukregelaar na montage goed in be-
drijf te stellen, dient men de volgende procedure
in acht te nemen:
• Controleer of de in- en uitgaande afsluiters dicht
zijn .
• Open langzaam de ingaande afsluiter .
• Ontgrendel de afslagveiligheid (zie ook pagina
27)
• Controleer dat de uitlaatdruk langzaam oploopt
op de uitgaande manometer, de uitlaatdruk
moet niet meer oplopen dan de sluitdruk van de
gasdrukregelaar .
• Open de langzaam de uitgaande afsluiter om de
gaslevering zo stabiel mogelijk te houden .
Regelaar- en SSV instellingen.
• De regelaar wordt geleverd volgens de speci-
ficatie zoals opgegeven in de inkoopopdracht .
Indien de uitlaatdruk of afslagwaarde van de SSV
dient te worden veranderd, ga dan te werk vol-
gens onderstaande procedure:
• Verhogen uitlaat-/afslagdruk:
Draai de instelschroef met de klok mee .
• Verlagen uitlaat-/afslagdruk:
Draai de instelschroef tegen de klok in .
/
"
3
4
29