Opnamefuncties
Opnamefuncties
Opnamefuncties
AF-modus
Hier vindt u informatie over de scherpstelmethoden van de camera.
U kunt een scherpstelmethode kiezen die bij het onderwerp past.
De mogelijkheden zijn enkelvoudige autofocus, continu-autofocus en
handmatige scherpstelling. De AF-functie (autofocus) wordt geactiveerd
op het moment dat u [Ontspanknop] half indrukt. In de MF-modus
(handmatige scherpstelling) moet u aan de scherpstelring op de lens
draaien om handmatig scherp te stellen.
In de meeste gevallen is Enkelvoudige AF de geschikte methode. Snel
bewegende onderwerpen en onderwerpen die eenzelfde kleur hebben als
de achtergrond, zijn lastig scherp te krijgen. Kies voor dergelijke situaties
een geschikte scherpstelmethode.
Als uw lens beschikt over een AF/MF-schakelaar, moet u de schakelaar
instellen op de geselecteerde modus. Stel de schakelaar in op AF wanneer
u Enkelvoudige AF of Continuo AF selecteert. Stel de schakelaar in op MF
wanneer u Handm. scherpst. selecteert.
Als de lens geen AF/MF-schakelaar heeft, drukt u op [F] om de
gewenste AF-modus te selecteren.
U stelt als volgt de
Druk in de opnamemodus op [F]
autofocusmodus in:
•
U kunt de optie ook instellen door op [m]
een optie te drukken in de opnamemodus.
•
Afhankelijk van de lens die u gebruikt, kunnen de beschikbare opties
verschillen.
→
een optie.
→
→
→
1
AF-modus
80 80