1. Controleer of de temperatuurbegrenzer (25) niet is
uitgeschakeld.
2. Zet schakelaar (8) op 1.
3. Stel de knop Verschuiving stooklijn zodanig in dat
geen verwarming wordt gevraagd.
4. Selecteer Service in menu 8.1.1.
5. Selecteer Elektrische verwarming Aan in menu 9.2.4.
6. Selecteer Aan in menu 9.2.12. De bronpomp
draait 10 dagen onafgebroken en schakelt vervol-
gens over naar normaal bedrijf.
7. Controleer of de bron- en CV-systeempomp ontlucht zijn.
8. Controleer of de bron- en CV-systeempomp in
bedrijf zijn. Breng de pomp zonodig op gang.
9. Controleer of de temperatuur van het bronsys-
teem in menu 5.0 correspondeert met de tempera-
tuur van de bodem of het gesteente, hetgeen duidt
op doorstroming van het bronsysteem.
10. Selecteer Uit in menu 9.2.4.
11. Selecteer
de
lente-/herfststand
bedrijfsstandknop.
12. Stel de knop Verschuiving stooklijn zodanig in dat
verwarming wordt gevraagd. De compressor
wordt gestart.
13. Als de warmtepomp een FIGHTER 1220-12 3x400V
is, moet de rotatierichting bij de inbedrijfstelling van
de compressor worden gecontroleerd. Zie het hoofd-
stuk rotatiecontrole FIGHTER.
14. Lees de temperatuur van het bronsysteem af in
menu 5.0 en de oververhittingstemperatuur in
menu 5.13. Wanneer het systeem in balans is,
moet het verschil tussen de in-en uitgaande bron-
temperatuur 2 – 5 °C. Regel de doorstroming met
de knop op de circulatiepomp van het bronsysteem
(35). Een groot verschil duidt op een lage doorstro-
ming in het bronsysteem. Een klein verschil duidt
op een hoge doorstroming in het bronsysteem. De
oververhittingstemperatuur in menu 5.13 is bij het
inbedrijfstellen erg belangrijk. Deze mag niet bene-
den de 0°C dalen. Als dit wel gebeurd de warmte-
pomp direct uitschakelen en opnieuw ontluchten.
De pomp kan worden bijgesteld
om de doorstroming van het
bronsysteem te regelen.
De pomp kan worden bijgesteld
om de doorstroming van het
CV-systeem te regelen.
15. Controleer de "Aanvoertemperatuur" in menu 2.0
en de "Retourtemperatuur" in menu 2.7. Wanneer
de warmtepomp warmtapwater aanmaakt zonder
elektrische bijverwarming moet het verschil tussen
deze temperatuurwaarden (bij stooklijnregeling)
5—10 °C bedragen. Regel de doorstroming met
de knop op de circulatiepomp van het CV-systeem
(16). Een groot temperatuurverschil duidt op een
lage doorstroming in het CV-systeem. Een klein
verschil duidt op een hoge doorstroming in het
CV-systeem.
16. Stel de datum en tijd in, in menu 7.1 en 7.2.
17. Selecteer de automatische bedrijfsstand
met de bedrijfsstandknop.
Inbedrijfstelling en inregeling
Inbedrijfstelling en inspectie
met
de
18. Stel het besturingssysteem in aan de hand van de
behoeften van het pand. Zie het hoofdstuk Instel-
lingen - Verwarmingsregeling.
19. Vul het inbedrijfstellingsrapport op pagina 2 in.
Rotatiecontrole F1220-12 3x400 V
De compressor in de FIGHTER 1220-12 is van het
scrolltype. Deze werkt slechts in één rotatierichting.
Door bedrijf in de verkeerde richting kan de compres-
sor beschadigd raken.
Controleer de rotatierichting als volgt:
■ Zet de schakelaar op 1.
■ Controleer de heetgastemperatuur in menu 5.11.
De temperatuur moet binnen 30 s. na het starten
van de compressor met 10 °C toenemen.
■ Als de temperatuur hetzelfde blijft, is de rotatier-
ichting onjuist. Het geproduceerde geluid is ook
anders wanneer de rotatierichting onjuist is.
- Zet de schakelaar op 0 en schakel de stroom-
toevoer uit.
- Wissel beide inkomende fasen om op de aan-
sluitstrook voor inkomende elektriciteit, -X9.
- Zet de schakelaar op 1 en controleer de rotatie
opnieuw.
Bijvullen CV-systeem
Gedurende de eerste tijd komt er lucht vrij uit het ver-
warmingswater en het kan nodig zijn om het systeem
te ontluchten. Indien er borrelende geluiden bij de cir-
culatiepomp worden waargenomen, kan het nodig zijn
om het hele systeem nogmaals te ontluchten. Wan-
neer het systeem zich heeft gestabiliseerd (juiste druk
en alle lucht weg) kan de verwarmingsregeling op de
gewenste waarden worden ingesteld.
Bijvullen bronsysteem
Het vloeistofniveau in het niveaureservoir
(85) moet worden gecontroleerd. Indien het
niveau is gedaald, moet de afsluiter onder
het reservoir worden gesloten. Daarna kan
er worden bijgevuld via de aansluiting aan
de bovenzijde van het niveaureservoir.
Nadat het systeem is bijgevuld, moet de
afsluiter weer worden geopend.
De druk in het systeem kan worden ver-
hoogd, door de afsluiter op de binnenko-
mende hoofdleiding dicht te draaien terwijl de circula-
tiepomp van het bronsysteem (KBP) in bedrijf is en
het niveaureservoir (NK) open staat, zodat er vloeistof
uit het reservoir wordt gezogen.
Aftappen van boiler
De boiler kan worden afgetapt met behulp van het
hevelprincipe. Dit kan worden gedaan door een af-
tapafsluiter op de binnenkomende koudwaterleiding te
monteren of door een slang in de koudwateraanslui-
ting te stoppen.
FIGHTER 1220
25
2/3